0 S 2 \> ° { °\ - Acehbooks.org

ZEVENDE HOOFDSTUK. 209
Capitulatie door Van Prophalow niet worden voorgesteld
of aangenomen, zonder de voorkennis van
den Gouverneur. Uit dien hoofde neemt men het
dezen kwalijk dat niet met name onder de voorbehoudingen
was opgenomen de Afrikaansche Visscherij-
Societeteit, welke sedert 1802 bestond en bloeide,
dewijl de Engelschen, zich niet storende aan den
geest der Capitulatie, de eigendommen dier Sociëteit
zich toeèigenden ').
De stelling, door den Generaal Janssens in de
Pas van Hottentotsch-Holland ingenomen, was allezins
gunstig, en zoo lang hij de post te Houhoek
tevens bleef bezet houden, hield hij de gelegenheid
open om versterking in manschappon uit de binnenlanden
te ontvangen en van daar gevoed te
worden. Ook was de stemming van de Kolonisten,
en zelfs van de Hottentotten en Kaffers, die zich
onder hen bevonden, van dien aard, dat hij op
ondersteuning rekenen konde, zoodra hij daarom
mögt vragen. Maar de stemming van den Generaal
en van de Officieren van zijnen krijgsraad, was
niet voor verdediging, dewijl de Engelschen, overtuigd
van de moeijelijkheid om de Pas, wanneer
die wel verdedigd werd, te vermeesteren, den
Gouverneur allezins aannemelijke voorwaarden aanboden.
Dien ten gevolge werd, op den 23 n van
Louwmaand 1806 , door den Gouverneur de Capitulatie
geteekend Avaarbij, naar luid van de bepalingen
van den 10 n te voren, de Kolonie aan de
1) Door de Engelschen werd beweerd, dat de Visscherij-Societeit,
door het aan haar verleende Octrooi , in zoodanige betrekking tot de
Regering had gestaan, dat daaruit het regt tot verbeurdverklaring
geboren was. VAN KAMPEN noemt dio daad D. III, hl. 439 «een roof
nog snooder dan dien, welke zij in 1781 op St. Eustatius hadden gepleegd.»
]4