0 S 2 \> ° { °\ - Acehbooks.org

TWAALFDE HOOFDSTUK. 413
Ingevolge die Capitulatie haastte zich de Britsche
Bevelhebber om Janssens bevelen te doen geven
tot de overlevering van Soerabaija en het Fort
Lodewijk. Daar was werkelijk de Admiraal Stopfort
den 17 n van Herfstmaand aangekomen, had
den volgenden dag de troepen, ruim 500 man
sterk, half Europeanen en half Sepoys ontscheept,
onder den Majoor Farquahar; den 20" was Grissee
door hen bezet geworden. Bereids waren de
Vorsten van het eiland Madura afgevallen, en hadden
sedert veertien dagen, de Ambtenaren en
manschappen op vijandige wijze behandeld, toen
de Engelschen verschenen, met wie zij nu gemeene
zaak maakten, en hun eene welkome hulp aanbragten.
Alvorens eenige onderneming tegen Soerabaija
beproefd was, werd den 22 n do Capitulatie
aano-ebragt en die stad met hare werken gaf zich
over. Voor den Admiraal had Fort Lodewijk
onoverkomelijke zwarigheden aangeboden. Eene
morlierbatterij op te werpen, en het te bombarderen,
zoo als zijn voornemen was, zou hem, van wege
den afstand, weinig gebaat hebben. Wel had de
Luitenant-Kolonel Deshautel (Duchatel?) reeds veel
moeite gehad met een gedeelte zijner bezetting,
uit Madurezen bestaande, dewijl hun gebieder de
Engelsche zijde gekozen had ; nogtans was het
hem gelukt, hen tot hun pligt te houden. Ten
gevolge van het ontvangen bevel gaf do Kommandant
de sterkte over, die de Engelschen in een'
die mij geheel onverschillig is. Ik verzoek alleen Uwe Ex. om zoo
veel mogelijk in het lot der Officieren te voorzien, die het ongeluk
gehad hebben, van onder mijne bevelen te dienen.» — Bij het lezen
dier regels gevoelt men zich met weemoed vervuld, en betreurt het
lot van den Generaal Janssens.