4.1.4 Is bij Lynch syndroom surveillance op endometrium- en ovariumcarcinoomzinvol?InleidingHet life time risico op endometriumcarcinoom bij Lynch syndroom is 25-70%. Voorovariumcarcinoom geldt een life time risico van ongeveer 10% (zie hoofdstuk 3).Samenvatting van de literatuurEr zijn twee retrospectieve cohortstudies over gynaecologische surveillance bij Lynchsyndroom (Dove-Edwin 2002, Rijcken 2003). In de eerstgenoemde studie leverde jaarlijksesurveillance met gynaecologisch onderzoek, transvaginale echoscopie en bepaling van deserum tumormarker CA125 gedurende 826 patiëntjaren geen pathologische bevindingen op,terwijl wel bij twee vrouwen een symptomatisch endometriumcarcinoom werd gevondentijdens het interval tussen twee surveillance bezoeken (Dove-Edwin 2002). In de tweedestudie werden gedurende 197 patiëntjaren drie premaligne laesies van het endometriumgevonden bij transvaginale echoscopie. Eén patiënte had een symptomatischintervalcarcinoom van het endometrium, stadium IIA (Rijcken 2003). In geen van beidestudies werd ovariële pathologie gevonden. Recent werd een derde studie gepubliceerd naarde effectiviteit van gynaecologische surveillance, waarbij niet alleen transvaginaleechoscopie maar tevens endometriumbiopsie werd verricht (Renkonen-Sinisalo 2006). Van175 mutatiedraagsters werden 759 persoonsjaren geëvalueerd waarbij vier van de 14gediagnosticeerde endometriumcarcinomen gevonden zijn door transvaginale echoscopie,acht van de 14 door endometriumbiopsie waarbij met deze laatste techniek ook nog bij 14patiënten een potentieel premaligne hyperplasie van het endometrium ontdekt werd. Viergevallen van ovariumcarcinoom traden tijdens deze periode op, maar geen ervan werdtijdens de surveillance gevonden.ConclusiesNiveau 3Er zijn aanwijzingen dat (jaarlijkse) surveillance van het endometrium middelstransvaginale echoscopie premaligne laesies van het endometrium kanopsporen.C Rijcken 2003, Renkonen-Sinisalo 2006Niveau 3Surveillance is effectiever wanneer naast transvaginale echoscopie ookendometriumbiopsie wordt verricht.C Renkonen-Sinisalo 2006Niveau 3Ondanks jaarlijkse surveillance met behulp van transvaginale echoscopie metof zonder endometriumbiopsie worden er toch interval endometriumcarcinomengevonden. Een verbeterde overleving door surveillance is in geen van destudies aangetoond.C Dove-Edwin 2002, Rijcken 2003, Renkonen-Sinisalo 2006Overige overwegingenIn negen cohortstudies, waarvan drie prospectieve en zes retrospectieve naar de effectiviteitvan surveillance op ovariumcarcinoom bij vrouwen met een BRCA1/2 mutatie of familiaire<strong>Concept</strong> landelijke richtlijn erfelijke <strong>darmkanker</strong> <strong>versie</strong> 7 d.d. 7 november <strong>2007</strong>.74
eierstokkanker bleek deze surveillance niet effectief (Gaarenstroom 2006, Oei 2006, Olivier2006, Vasen 2005, Meeuwissen 2005, Stirling 2005, Laframboise 2002, Scheuer 2002,Dorum 1999). Op grond van de literatuur over de effectiviteit van ovariële surveillance bijBRCA1/2 mutatiedraagsters is effectiviteit van deze surveillance bij Lynch syndroom met eenrelatief licht verhoogde kans op ovariumcarcinoom niet te verwachten.Vrouwen met erfelijke aanleg voor Lynch syndroom weten dat zij een hoog risico hebben opendometriumcarcinoom en een licht verhoogd risico op ovariumcarcinoom. Jaarlijksesurveillance kan helpen de psychische belasting van deze kennis te dragen. Regelmatigcontact met en voorlichting door een gynaecoloog kunnen er voorts aan bijdragen dat eenvrouw bij vroege symptomen van endometriumcarcinoom (abnormaal vaginaal bloedverlies)zich tot een arts wendt voor nadere diagnostiek, met daardoor een hoge kans op het vindenvan een laag stadium van endometriumcarcinoom.De mediane leeftijd waarop endometriumcarcinoom optreedt, is 45-50 jaar (Burke 1997).Gezien de leeftijd van voorkomen van endometriumcarcinoom bij Lynch syndroom wordt eenstartleeftijd voor surveillance geadviseerd van 30-35 jaar waarbij op basis van de literatuurgeen advies over de eindleeftijd te geven is. De vijfjaarsoverleving na behandeling vanendometriumcarcinoom bij Lynch syndroom is hoog, > 80%. Het is niet te verwachten datdoor regelmatige surveillance de overleving na behandeling van endometriumcarcinoomaantoonbaar verbetert, zeker niet indien door goede voorlichting patiënten in geval vanabnormaal bloedverlies zich direct tot een arts wenden. Er zijn aanwijzingen dat gebruik vanorale anticonceptiva het risico op het ontstaan van zowel endometrium- alsovariumcarcinoom blijvend vermindert, maar deze studies zijn niet specifiek verricht bijpatiënten met Lynch syndroom (Bernstein 2006).Recent verscheen een studie (Schmeler, 2006), waarin preventieve operatie (hysterectomie,adnectomie) bij MMR-mutatiedraagsters werd voorgesteld, ter preventie van endometriumenovariumcarcinoom. De aanbeveling berustte op een retrospectieve studie, waarin hetoptreden van genoemde tumoren werd vergeleken tussen een groep vrouwen, die wel eneen groep vrouwen, die geen profylactische operatie hadden ondergaan. Gezien deretrospectieve aard van de studie blijft een aantal vragen over de voor- en nadelen vanpreventieve hysterectomie en adnectomie voor deze groep vooralsnog onbeantwoord. Erontbreken prospectieve studies naar de effecten van profylactische chirurgie op de incidentievan en sterfte door gynaecologische tumoren bij Lynch syndroom en naar nadelige effectenvan chirurgische interventie.De werkgroep is van mening dat, patiënten gecounseled dienen te worden over genoemdegegevens over preventieve chirurgie. In het bijzonder in geval van laparotomie bij eenbewezen MMR-mutatiedraagster met een voltooid gezin dient de mogelijkheid vanpreventieve hysterectomie met medeneming van beide adnexa besproken te worden(Schmeler 2006, Lindor 2006).AanbevelingenVrouwen met erfelijke aanleg voor Lynch syndroom moeten goed worden voorgelicht overhet risico op endometriumcarcinoom, de mogelijkheden en beperkingen van surveillance enmoeten voorlichting krijgen over de vroege symptomen.Strikte advisering voor of tegen surveillance is op grond van de beperkte literatuur nietrationeel.<strong>Concept</strong> landelijke richtlijn erfelijke <strong>darmkanker</strong> <strong>versie</strong> 7 d.d. 7 november <strong>2007</strong>.75
- Page 1 and 2:
ConceptRichtlijn Erfelijke darmkank
- Page 3:
De richtlijn bevat aanbevelingen va
- Page 6 and 7:
Voorlichting bij FAP 135Begeleiding
- Page 8 and 9:
1. Algemeen1.1 InleidingColorectaal
- Page 10 and 11:
de tumor, de gevoeligheid voor chem
- Page 12 and 13:
afhankelijkheid en dient de analyse
- Page 14 and 15:
3. Nagengast FM, Kaandorp CJE. Herz
- Page 16 and 17:
2005). Het gaat hier om genen, die
- Page 18 and 19:
In de hier gehanteerde MIPA criteri
- Page 21 and 22:
maar geen reden voor erfelijkheidso
- Page 23 and 24: Let op:• Personen met twee eerste
- Page 25 and 26: tabel 2.3Immunohistochemische bevin
- Page 27 and 28: In de praktijk blijkt dat bij het g
- Page 29 and 30: Analyse van MLH1 promoter hypermeth
- Page 31 and 32: 2.2.2 Wat is het restrisico op een
- Page 33 and 34: III1CRCMSI normaal2CRCMSI afwijkend
- Page 35 and 36: 2.3. Wat zijn de klinische en diagn
- Page 37 and 38: III1 2III12 3 4IVfiguur 2.4 BStambo
- Page 39 and 40: 3. MUTYH-geassocieerde polyposis (M
- Page 41 and 42: Niveau 4Voor een persoon met 10-100
- Page 43 and 44: 10 of meer adenomateuze poliepenDNA
- Page 45 and 46: 3. Bandipalliam P. Syndrome of earl
- Page 47 and 48: 3. RISICO’S OP TUMOREN3.1 Wat zij
- Page 49 and 50: ij diagnose van endometriumcarcinoo
- Page 51 and 52: Grimes liet zien dat ook verwarring
- Page 53 and 54: 17. Quehenberger F, Vasen HF, van H
- Page 55 and 56: Enkele studies hebben getracht scha
- Page 57 and 58: tabel 3.9Cumulatieve risico op colo
- Page 59 and 60: 6. de Jong AE, Vasen HF. The freque
- Page 61 and 62: 4. Surveillance4.1 Lynch syndroom4.
- Page 63 and 64: Niveau 3Er zijn aanwijzingen dat co
- Page 65 and 66: 4.1.2 Welke voorbereiding kan het b
- Page 67 and 68: Niveau 2Er zijn aanwijzingen dat da
- Page 69 and 70: 12. Hwang KL, Chen WT, Hsiao KH, Ch
- Page 71 and 72: Nivau 3Pijn en gêne tijdens colono
- Page 73: 16. Ponz de Leon M, Benatti P, Di G
- Page 77 and 78: 14. Oei AL, Massuger LF, Bulten J,
- Page 79 and 80: Tijdens follow-up colonoscopie werd
- Page 81 and 82: Daarbij hebben gezonde familieleden
- Page 83 and 84: III1 2CRC 50-70CRC 50-70 jrIII12 3
- Page 85 and 86: gevonden of een adenoom > 10 mm wor
- Page 87 and 88: 5. BEHANDELING5.1.1 Welke operatie
- Page 89 and 90: 5.2 Behandeling van familiair color
- Page 91 and 92: EIS is een procedure die sinds de i
- Page 93 and 94: follow-up van 4 tot 6 jaar (Remzi 2
- Page 95 and 96: Niveau 3De keuze van de operatie, c
- Page 97 and 98: chirurgen ontstaan welke techniek d
- Page 99 and 100: 13. Van Duijvendijk P, Slors JF, Ta
- Page 101 and 102: 5.3.2 Welk beleid voor duodenale po
- Page 103 and 104: 5.3.2.2 BehandelingHet optimale mom
- Page 105 and 106: C Spigelman 1989, Groves 2002Niveau
- Page 107 and 108: tabel 5.12Surveillance-intervallen
- Page 109 and 110: 25. Seow-Choen F, Vijayan V, Keng V
- Page 111 and 112: zeldzaamheid van de aandoening zijn
- Page 113 and 114: figuur 5.9.Algoritme voor de behand
- Page 115 and 116: 8. Couture J, Mitri A, Lagace R, Sm
- Page 117 and 118: familie is daarbij niet altijd adeq
- Page 119 and 120: Lynch syndroom (bewezen erfelijke d
- Page 121 and 122: 6.2 Welke vorm van Lynch syndroom d
- Page 123 and 124: 6.3 Wat is de rol van algemene ziek
- Page 125 and 126:
Periodieke endoscopie in Lynch synd
- Page 127 and 128:
6.4. Wat is de rol van locale regis
- Page 129 and 130:
Ook het sociale systeem speelt een
- Page 131 and 132:
ConclusiesNiveau 4Gespecialiseerde
- Page 133 and 134:
egarding colorectal and endometrial
- Page 135 and 136:
7.2 Hoe kunnen de naaste familieled
- Page 137 and 138:
6. Sermijn E, Goelen G, Teugels E,
- Page 139 and 140:
Samenvatting van de literatuurEr zi
- Page 141 and 142:
7.4 Welke begeleiding is wenselijk
- Page 143 and 144:
8. Lynch HT, Lemon S, Smyrk T, Fran
- Page 145 and 146:
Overigens maken vragen over erfelij
- Page 147 and 148:
Bijlage 1Lijst van begrippen en afk
- Page 149 and 150:
Cox(2) remmersCRCCumulatieve incide
- Page 151 and 152:
Hyperplastische poliepHyperplastisc
- Page 153 and 154:
mRNAMSH2MSH6MSIMuir-Torre syndroomM
- Page 155 and 156:
aanwezigheid van een afwijking bij
- Page 157 and 158:
Bijlage 2Uitgangsvragen1. Wat zijn
- Page 159 and 160:
Bijlage 3Trefwoorden patiëntenpopu
- Page 161 and 162:
tabel 2Relatief risico schattingen
- Page 163 and 164:
Bijlage 6Rolverdeling diagnostiek b
- Page 165 and 166:
a. Het optimale interval (3,4,5 of
- Page 167 and 168:
Bijlage 8Poliklinieken Familiaire/
- Page 169:
www.erfocentrum.nlKWF Kankerbestrij