Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
76 Jeremia 26 : 10. UITLEG.<br />
10 Door <strong>het</strong> rumoer opmerkzaam geworden, komen de vorsten, de hooge<br />
ambtenaren des konings, uit <strong>het</strong> paleis naar den tempel. Zoo wordt <strong>het</strong><br />
gevaar van gelyncht te worden van den bedreigden profeet afgewend;<br />
want deze vorsten zorgen, dat Jeremia gelegenheid krijgt, zich te verdedigen.<br />
Wij mogen in den geest, die in dezen kring heerscht, zeker nog<br />
wel eene vrucht zien van <strong>het</strong> voorbeeld en <strong>het</strong> optreden van den vromen<br />
Josia. In later dagen, onder Zedekia, zijn <strong>het</strong> juist de vorsten, die Jeremia<br />
gevangen zetten (37 : 15). Om de zaak te onderzoeken, zetten de vorsten<br />
zich aan den ingang van de nieuwe poort van den tempel. Misschien<br />
is deze te identificeeren met de door Jotham gebouwde, 2 Kon. 15 : 35<br />
„de hooge poort" genoemd. De priesters en profeten, die zeker ook<br />
<strong>het</strong> eerst aan Jeremia de hand hadden geslagen, treden nu als zijne<br />
aanklagers op. Volgens hen is de zaak uitgemaakt, men heeft <strong>het</strong> immers<br />
zelf gehoord: Jeremia heeft tegen de heilige stad gesproken, dat is godslastering<br />
(Lev. 24 : 16; vgl. Lev. 7 : 20, 21; Num. 3 : 10), waarop de<br />
doodstraf staat. Wij denken hierbij aan Christus vóór den Hoogen Raad<br />
(Matth. 26 : 63-66) en aan Stefanus (Hand. 7 : 51-60).<br />
12 jeremia's zelfverdediging, vs. 12-15. — Jeremia krijgt nu gelegenheid,<br />
zich te verdedigen. En hij doet dit op heel eenige wijze. Zijn antwoord<br />
is alleen, dat hij gesproken heeft <strong>het</strong> woord van zijn God over Tempel<br />
en Stad. Hij wijst daarmee op den HEER als zijn verdediger. De aanklacht<br />
tegen den profeet is eene aanklacht tegen God! En daarom gaat hij<br />
13 van de verdediging nu tot den aanval over. Ook de vorsten zullen nu<br />
hooren waarom <strong>het</strong> gaat, opdat zij van hun hooge positie gebruik zullen<br />
maken tot najagen van dat doel, dat Israëls God Zich met zijn volk<br />
gesteld heeft. Luistert men nu in gehoorzaamheid naar de goddelijke<br />
stem, die door hem, den Godsgezant, spreekt, dan zal de HEER zijne<br />
bedreigingen niet uitvoeren. Jeremia laat dus tevens met klaarheid,<br />
maar ook met fijne soberheid uitkomen, dat niet de schreeuwers, die<br />
hem grepen, <strong>het</strong> heil van <strong>het</strong> volk zoeken, maar hij, die zijn God dient en<br />
daardoor ook zijn volk in waarheid dienen kan.<br />
14 En van zichzelven spreekt de bedreigde eerst in de laatste plaats.<br />
Hij smeekt niet om zijn leven. Zij, die daar zitten om recht te spreken,<br />
moeten maar met hem doen, wat zij goed en rechtvaardig achten. Nu<br />
hij hun de zaak heeft uiteengezet, moet hun eigen geweten <strong>het</strong> uit-<br />
15 maken. Maar dit ééne moeten zij daarbij wèl in aanmerking nemen:<br />
als zij hèm ter dood brengen, maken zij zich schuldig aan den dood<br />
van den onschuldigen profeet, die niets dan Gods woord hun gebracht<br />
heeft, en zal die dood aan henzelven, aan Jeruzalem en de burgerij<br />
door dien God gewroken worden.<br />
16 Jeremia vrijgesproken, vs. 16-19. — De vorsten zijn door deze woorden<br />
overtuigd: Jeremia is onschuldig, want hij heeft op gezag van Hem,<br />
dien zij als God erkennen, zijne woorden gesproken. Het antwoord van