Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Jeremia 36 : 17. TEKST. 29<br />
17 al deze woorden aan den koning overbrengen! En Baruch vroegen zij:<br />
18 Vertel ons toch, hoe hebt gij al deze woorden opgeschreven (b) ? Baruch<br />
zeide tot hen: Jeremia' (e) dicteerde mij mondeling (d) al deze woorden,<br />
19 terwijl ik ze met inkt in <strong>het</strong> boek schreef. Toen zeiden de vorsten tot<br />
Baruch: Ga heen, verberg u, gij en Jeremia; laat niemand weten, waar<br />
20 gij zijt! Daarop gingen zij naar den koning in den hof, nadat zij de rol<br />
in <strong>het</strong> vertrek van den schrijver Elisama hadden neergelegd, en<br />
brachten den koning al de woorden over.<br />
21 De voorlezing aan den koning, vs. 21-26. — De koning zond Jehudi<br />
om de rol te halen; deze haalde ze uit <strong>het</strong> vertrek van den schrijver<br />
Elisama. Daarop las Jehudi ze voor aan den koning en al de vorsten,<br />
22 die om den koning stonden. De koning zat in <strong>het</strong> winterverblijf — <strong>het</strong><br />
was de negende maand — en ,<strong>het</strong> vuur van' (e) <strong>het</strong> kolenbekken brandde<br />
23 vóór hem. Telkens als Jehudi drie of vier kolommen gelezen had, sneed<br />
hij ze met een pennemes af en wierp ze in <strong>het</strong> vuur in <strong>het</strong> kolenbekken,<br />
totdat de geheele rol in <strong>het</strong> vuur in <strong>het</strong> kolenbekken verteerd was.<br />
24 Noch de koning, noch één zijner dienaren schrok of scheurde zijne<br />
25 kleederen bij <strong>het</strong> hooren van al deze woorden; ofschoon zelfs Elnathan,<br />
Delaja en Gemarja bij den koning er op aandrongen, de rol niet te ver-<br />
26 branden, hoorde hij niet naar hen. Daarna gebood de koning prins<br />
Jerahmeël, Seraja, den zoon van Azriël, en gelemja, den zoon van<br />
Abdiël, den schrijver Baruch en den profeet Jeremia gevangen te nemen;<br />
maar de HEER hield hen verborgen.<br />
27 Eene nieuwe boekrol, vs. 27-32. -- Nadat de koning de rol met de<br />
woorden, die Baruch naar Jeremia's opgave had geschreven, verbrand<br />
28 had, kwam <strong>het</strong> woord des HEEREN tot Jeremia: Neem weer eene<br />
andere rol en schrijf daarop al de vorige woorden, die op de eerste rol<br />
29 stonden, welke Jojakim, de koning van Juda, verbrand heeft. En van<br />
Jojakim, den koning van Juda, moet gij zeggen: Zoo zegt de HEER:<br />
Gij hebt deze rol verbrand met de woorden: „waarom hebt gij daarop<br />
geschreven: de koning van Babel zal zeker komen, dit land verwoesten<br />
30 en er mensch en beest uitroeien?" Daarom zoo zegt de HEER van<br />
Jojakim, den koning van Juda: Hij zal niemand hebben, die op den troon<br />
van David zit, en zijn lijk zal weggeworpen liggen, overdag in de hitte<br />
31 en 's nachts in de koude; Ik zal aan hem, zijn nageslacht en zijne dienaren<br />
hunne schuld straffen, en Ik zal over hen en de burgers van Jeruzalem<br />
en de mannen van Juda al <strong>het</strong> onheil brengen, waarmede Ik hen heb<br />
gedreigd zonder dat zij hoorden.<br />
32 Zoo nam Jeremia eene andere rol en gaf ze aan den schrijver Baruch,<br />
den zoon van Neria; deze schreef daarop, zooals Jeremia hem dicteerde<br />
(X), al de woorden van <strong>het</strong> boek, dat Jojakim, de koning van<br />
Juda, in <strong>het</strong> vuur verbrand had; en daar werden nog vele dergelijke<br />
woorden aan toegevoegd.