You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
108 Jeremia 34 : 8. UITLEG.<br />
DE VRIJLATING VAN DE SLAVEN, H. 34 : 8-22.<br />
8 Dit gedeelte is te boek gesteld tijdens de onderbreking van <strong>het</strong> beleg<br />
(vs. 21; 37 : 5). Terwijl de vijand nog om de stad lag, was door koning<br />
en volk in den tempel (vs. 15) een verbond gesloten, om een vrijlating<br />
af te kondigen. Wellicht had Zedekia daartoe <strong>het</strong> initiatief genomen<br />
(vs. 8). Alle slaven en slavinnen, die daar recht op hadden, had men<br />
toen vrij gelaten. De wet, die dit voorschreef, was veronachtzaamd. Ging<br />
men zich nu daaraan houden, dan, zoo dacht men, zou de HEER wel weer<br />
helpen! Bovendien gaven de slaven tijdens <strong>het</strong> beleg meer last dan gemak;<br />
zij moesten uit den beperkten voorraad gevoed worden en landarbeid<br />
konden zij niet verrichten, doordat de stad ingesloten was. Als zij vrij<br />
gelaten waren, hadden zij ook belang bij de verdediging! Vele Joden<br />
hadden slaven (vs. 8 „al <strong>het</strong> volk"). Uit armoe had menigeen zich als<br />
slaaf moeten verkoopen (Jes. 5 : 8; Am. 2 : 7; Micha 2 : 2, 9.<br />
9 Blijkens vs. 14 was de vrijlating gegrond op <strong>het</strong> voorschrift van Deut.<br />
15 : 12-15 (vgl. Ex. 21 : 2-4). Lev. 25 : 39-41 geeft de wet van <strong>het</strong><br />
jubeljaar, <strong>het</strong> vijftigste. De wet van Hammurapi bepaalde de vrijlating<br />
10 van den slaaf na drie jaar (par. 117). Het verzuim moet nu hersteld worden.<br />
11 Maar toen de vijand weer afgetrokken was en <strong>het</strong> gevaar afgewend<br />
scheen, achtten de voormalige eigenaars hun betoonde mildheid wel<br />
heel onpractisch: men behoefde zich nu niet meer extra-hulp van God<br />
te verzekeren! De vrijgelatenen werden dus met geweld teruggehaald.<br />
12 Nu spreekt God: „Ik heb u de vrijlating in <strong>het</strong> zevende jaar geboden".<br />
Dit gebod dateert uit den Mozaïeschen tijd (7 : 22; 11 : 4; 31 : 32). Het<br />
wordt vrij geciteerd naar den vorm, waarin <strong>het</strong> in Deut. 15 : 12-15 voorkomt<br />
; „na verloop van zeven jaren" staat hier (naar Deut. 15 : 1)<br />
in plaats van „in <strong>het</strong> zevende jaar" (Deut. 15 : 12). Bedoeld is : in <strong>het</strong><br />
zevende jaar; zooals wij spreken van „acht dagen" (een week) en de<br />
15 Franschen van „quinze jours" (veertien dagen). En — zegt God verder —<br />
nu hadt gij heden, onlangs, u bekeerd, u geschikt naar mijn gebod. Maar<br />
gij zijt daarop teruggekomen, lt. : weer omgekeerd na uw bekeering (<strong>het</strong>zelfde<br />
Hebr. woord, sub, voor beide beteekenissen). Zij hebben Gods<br />
naam ontheiligd door <strong>het</strong> zoo pas gesloten verbond te verbreken en hun<br />
eed niet te houden (Lev. 19 : 12).<br />
17 Daarom zal over hen <strong>het</strong> oordeel komen. Met geweldige ironie wordt<br />
dat aangekondigd in aansluiting aan die „vrijlating", waarover zooveel<br />
te doèn was geweest. Zij wilden niet — voor hun broeder en naaste nog<br />
wel — een vrijlating afkondigen, nu, dan zal God voor hen een vrijlating<br />
afkondigen: Hij geeft hen volkomen ter vrije beschikking aan zwaard,<br />
18 pest, honger, Hij verklaart hen vogelvrij. Dat vreeselijk lot hebben ze<br />
immers verdiend. Zij hebben <strong>het</strong> verbond schandelijk verbroken. Hier<br />
zinspeelt de profeet op een plechtig gebruik bij een verbondssluiting,