17.08.2013 Views

Bekijk het PDF bestand.

Bekijk het PDF bestand.

Bekijk het PDF bestand.

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

136 Jeremia 46 : 1. UITLEG.<br />

in hebzucht de geheele wereld veroverd (50 : 15; 51 : 13). In plaats van<br />

een particularistischen geest zien wij hier medelijden met <strong>het</strong> droevig<br />

lot, dat Moab wacht (48 : 32, 36). Aan dit volk en aan Ammon en Elam<br />

wordt nog een betere toekomst voorspeld (48 : 47; 49 : 6, 39). Dat<br />

de schuld van Juda in deze groep profetieën niet naar voren gebracht<br />

wordt, spreekt wel van zelf; <strong>het</strong> ging hier immers niet om dat volk, maar<br />

om de andere volken. Toch wordt ock hier nog wel gezinspeeld op de<br />

zonde van Juda zelf, als gezegd wordt, dat Moab met zijn god even<br />

bedrogen zal uitkomen, als Israël indertijd bedrogen uitkwam met zijn<br />

cultus in Bethel.<br />

Een laatste argument ontleenen de bestrijders van de echtheid aan <strong>het</strong><br />

litterarisch karakter der hoofdstukken. V o l z, die dit punt breed uitwerkt,<br />

constateert afhankelijkheid van profeten uit vroeger tijd en concludeert<br />

daaruit, dat de schrijver geen profeet, maar een epigoon der profeten is.<br />

Voor dit punt moeten wij naar den Uitleg van de desbetreffende plaatsen<br />

verwijzen. Wij meenen, dat ook hierin geen reden is, om niet aan Jeremia<br />

zelven als auteur te denken. Hier zij slechts tweeërlei meer algemeene<br />

opmerking gemaakt.<br />

Vooreerst : dat in deze groep veel beelden uit andere Jeremiaansche<br />

profetieën voorkomen, pleit niet tegen de echtheid. Het ligt in den aard<br />

der zaak, dat Jeremia hier, waar hij van den oorlog, den.vijand, de verschrikkingen<br />

van den krijg spreekt, gelijke beelden, woordverbindingen<br />

en termen bezigt, als hij elders heeft gebruikt om deze zelfde voorstellingen<br />

te vertolken.<br />

Ten tweede: V o l z wijst erop, dat hier een dichter van geestelijke<br />

kracht en oorspronkelijkheid aan <strong>het</strong> woord is, die aan de stof, door hem<br />

gebruikt, een nieuwen, dichterlijken vorm geeft, maar ook nieuwe,<br />

pakkende beelden geeft : de horzels, die op de vette koe aanvallen (46 : 20);<br />

<strong>het</strong> rustelooze zwaard, dat niet in de scheede teruggaat, voordat Jahwè<br />

zelf <strong>het</strong> een halt toeroept (47 : 6, 7); de duif, die in de kloof nestelt<br />

(48 : 28); de roofvogel, die komt aanzweven over zijn prooi (48 : 40);<br />

<strong>het</strong> opgejaagde wild (48 : 43, 44); de belhamel voor de kudde (50 : 8);<br />

de opgestapelde korenhoopen (50 : 20); de artsen aan <strong>het</strong> sterfbed<br />

(51 : 8); de opslokkende draak (51 : 34); de leeuwentemmer en toovenaar,<br />

die den opgehitsten leeuwen den doodelijken drank reikt (51 : 38,39).<br />

Maar zoo zien wij dan juist in H. 46-51 <strong>het</strong> zelfde dichtersgenie, dat uit<br />

de profetieën van Jeremia tot ons spreekt.<br />

Onze conclusie kan niet anders dan dèze zijn: de overlevering,<br />

die in <strong>het</strong> boek Jeremia bewaard is, dat ook de „profetieën tegen de<br />

volken" van den profeet Jeremia afkomstig zijn, moet als juist worden<br />

aanvaard.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!