Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Jeremia 31 : 23. UITLEG. 95<br />
23 Juda heilig land, vs. 23-25. — Op <strong>het</strong> oogenblik, dat deze profetie<br />
geschreven werd, was <strong>het</strong> land van Juda geschonden. Door de schuld<br />
van <strong>het</strong> volk. De verwoesting van Jeruzalem met den tempel komt<br />
daar nog bij! Is dat dan <strong>het</strong> land van Gods uitverkoren volk?! Maar<br />
<strong>het</strong> zal weer anders worden! Wanneer God redding brengt, dan zullen<br />
de feestgangers, die zich naar Jeruzalem opmaken, werkelijk nog weer<br />
mogen bidden, dat God zijn stad zegene. Psalm 122 geeft ons een<br />
illustratie van zulk een zegenbede. Dan wordt in Jeruzalem weer God<br />
gediend; daarom mag 't dan weer „rechtvaardige woonstee" heeten;<br />
dan is Zion, bevrijd van de sporen van heidensch geweld, weer aan<br />
den HEER gewijd, „heilige berg" (Jes. 66 : 20; Zach. 8 : 3; vgl. Ps.<br />
24 2 : 6; Ps. 48; Joël 3 : 17). Het geheele volksleven zal dan in al zijn<br />
rijke schakeeringen weer tot zijn recht komen; zoowel steedsche cultuur<br />
25 als landbouw en veeteelt zullen Juda verrijken, zoodat alle uitgeputte,<br />
moedelooze menschen weer Opleven.<br />
26 Vs. 26 is in den samenhang als een woord van Jeremia zelven te verstaan.<br />
Wij zouden kunnen denken aan een droomtoestand, waarin de<br />
profeet de voorafgaande openbaringen zou ontvangen hebben, waarbij<br />
wij zouden kunnen wijzen op 30 : 5, 6; 31 : 3, 15. Of aan een toestand<br />
van extase, waarin hij verkeerd zou hebben, vgl. Zach. 4 : 1. De beteekenis<br />
is: Jeremia heeft zulk een heerlijke toekomst mogen zien, dat hij, in<br />
de droevige werkelijkheid teruggekeerd, nu uitspreekt, hoe goed <strong>het</strong><br />
hem was. Wij hebben hier dus een persoonlijke uiting van Jeremia,<br />
die ons niet behoeft te verbazen, en die wij niet als onbegrijpelijk mogen<br />
schrappen, zooals VoLZ doet. Van alle profeten heeft immers Jeremia<br />
zich juist <strong>het</strong> meest persoonlijk gegeven en uitgesproken.<br />
27 Een nieuwe tijd, vs. 27-30. — Een ander tafereel. Door oorlog en<br />
ballingschap zijn zoowel <strong>het</strong> noordelijk als <strong>het</strong> zuidelijk rijk dun bevolkt.<br />
Het land ligt daar als een akker — dáár komt God, de Almachtige, als<br />
28 Zaaier, en Hij zaait menschen en vee uit ! Vgl. Gen. 47 : 23. Eerst was<br />
Hij erop bedacht geweest (It. „zooals Ik erover gewaakt had", evenals<br />
in 1 : 12) om te straffen, wat hier gezegd wordt met duidelijke herinnering<br />
aan 1 : 10 (vgl. 18 : 7). Maar zooals de HEER vroeger Zich<br />
<strong>het</strong> oordeel over <strong>het</strong> schuldige volk ten doel gesteld had, zóó zal <strong>het</strong><br />
Hem dan erom te doen zijn, dat volk te herstellen (weer een heenwijzing<br />
naar de roeping van Jeremia, 1 : 10).<br />
29 Blijkens Ez. 18 : 2 werd door de ballingen van de eerste wegvoering<br />
in Babel <strong>het</strong> spreekwoord gebruikt : „de vaders hebben onrijpe druiven<br />
gegeten en de kinderen stroeve tanden gekregen". D. i.: wij lijden door<br />
de schuld van onze vaderen. Dit werd blijkbaar Ook in Juda gezegd.<br />
Welnu, als die nieuwe tijd dáár is, zal dat niet meer gezegd worden!<br />
Maar — voegt Jeremia eraan toe — zOO is <strong>het</strong> ook niet zuiver gezien;<br />
God is wèl rechtvaardig en straft wie schuldig is. Ezechiël geeft hiervan