You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
112 Jeremia 36 : 6. UITLEG.<br />
de opdracht in zijn plaats de boekrol te gaan voorlezen, omdat hij zelf<br />
„verhinderd" is — waardoor? Het Hebreeuwsche woord kan ook beteekenen<br />
,,opgesloten, gevangen"; zoo is <strong>het</strong> gebezigd 33 : 1 en 39 : 15. Maar<br />
dezen zin kan <strong>het</strong> hier niet hebben, omdat uit vs. 19 en 26 blijkt, dat de<br />
profeet op dat moment niet gevangen zat. G i es e b r e c h t zoekt de reden<br />
in <strong>het</strong>geen volgens H. 26, Vo l z en Peake in wat volgens H. 20-21 : 6<br />
was gebeurd. Anderen meenen, dat Jeremia als levietisch onrein op dat<br />
oogenblik den tempel niet mocht betreden; Calvijn denkt aan de<br />
mogelijkheid van een goddelijk bevel; de Kantt. der Sv. noemen naast<br />
6 de twee laatste verklaringen nog: „een religieuze gelofte". Baruch moet<br />
nu in zijn plaats gaan voorlezen op den vastendag. Blijkens vs. 9 was<br />
deze uitgeschreven in de negende maand; de eerste maand (Nisan) komt<br />
overeen met Maart-April bij ons; de negende is dus ongeveer onze December<br />
Nu werden de regeeringsjaren der koningen gerekend van herfst tot herfst.<br />
Het kan dus zijn, dat op <strong>het</strong> eind van <strong>het</strong> vierde jaar van Jojakim Jeremia<br />
bevel kreeg, zijn prediking op te schrijven, b.v. in September, en dat<br />
Baruch in December (begin van Jojakim's vijfde jaar) de profetieën<br />
moest gaan voorlezen. De reden, waarom een vasten was uitgeschreven,<br />
staat er niet bij. Zeker niet om politieke redenen; de leidende kringen<br />
waren zich ook na den slag bij Karchemis nog van geen gevaar bewust;<br />
dat blijkt uit de woorden van Jojakim in vs. 29. Misschien wel om een<br />
langdurige droogte. Zoo wordt volgens den Talmud (Taanit I, 5), wanneer<br />
de eerste dag van de maand Kislew (December) is aangebroken en <strong>het</strong><br />
clan nog niet geregend heeft, een vasten voor de geheele gemeente uitgeschreven.<br />
Het is licht te begrijpen, waarom Jeremia juist op dien<br />
vastendag uit de rol liet voorlezen. Dan was een groote volksmenigte<br />
bijeen. Zoo hield hij ook zijn tempelrede op een dag, waarop veel volk<br />
in den tempel was. Op zulk een dag was ook een ernstiger stemming<br />
7 te verwachten dan op gewone dagen. Misschien „zal hun smeekgebed<br />
voor den HEER nedervallen", zooals er letterlijk staat. Deze<br />
term vindt zeker zijn oorsprong in de houding van den bidder, die zich<br />
ter aarde boog (37 : 20; 38 : 26; 42 : 2, 9; Dan. 9 : 18, 20). De tweede<br />
helft van <strong>het</strong> vers herinnert aan 2 Kon. 22 : 13.<br />
3 Baruch voldoet aan Jeremia's bevel. Ter toelichting wordt vermeld,<br />
waarom hij juist toen voorlas : er was een vasten uitgeschreven in stad<br />
en land. Het vasten was teeken van rouw (1 Sam. 7 : 6; 31 : 13; 2 Sam.<br />
1 : 12); versterking van <strong>het</strong> gebed (Ezra 8 : 21, 23); boetedoening voor<br />
gepleegd kwaad (1 Kon. 21 : 9, 12; Joël 1 : 14; 2 : 15; Jona 3: 5);<br />
verootmoediging bij dreigend onheil (Richt 20 : 26; 2 Kron. 20 : 3;<br />
Jes. 58 : 3). Hier is <strong>het</strong> 't laatste. Het uitroepen van <strong>het</strong> vasten gebeurt<br />
hier door <strong>het</strong> volk (Jona 3 : 5). Het kon ook uitgaan van de regeering;<br />
1 Kon. 21 : 9, 12 doet <strong>het</strong> de plaatselijke overheid, 2 Kron. 20 : 3 de<br />
koning. In de wet is <strong>het</strong> nergens expres voorgeschreven, al is <strong>het</strong> begrepen