Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Jeremia 26 : 17. UITLEG. 77<br />
de vorsten is even waardig als <strong>het</strong> woord van den profeet was geweest.<br />
Hun geweten kon de waarheid nog verstaan. Het volk, de licht bewogen<br />
massa, stemt met hun uitspraak in. De priesters en de valsche profeten<br />
zijn tot zwijgen gebracht; maar <strong>het</strong> vuur van den haat gloeide in hun<br />
harten na, totdat <strong>het</strong> zou kunnen uitslaan.<br />
17 Bij de uitspraak der vorsten voegen eenigen uit de oudsten van <strong>het</strong><br />
18 volk eene herinnering aan een vroegeren profeet, Micha, die in de dagen<br />
van koning Hizkia Jeruzalem met <strong>het</strong> vreeselijkst lot bedreigd had.<br />
Wij lezen <strong>het</strong> bedoelde woord in Micha 3 : 12. Dààr begint <strong>het</strong> met de<br />
woorden „daarom, om uwentwil", en hier, in den mond der oudsten,<br />
heet <strong>het</strong> : „zoo zegt de HEER der heerscharen". Kan hieruit geconcludeerd<br />
worden, dat deze mannen Micha's woord niet uit een geschrift,<br />
maar uit de mondelinge overlevering aanhaalden, gelijk dr. AALDERS<br />
(Jeremia II, blz. 32) meent? In elk geval pleit dit kleine verschil wel voor<br />
de getrouwe weergave van <strong>het</strong> gesprokene in Jer. 26. CASPARI heeft<br />
in zijn „Micha, der Moraschtite" erop gewezen, dat Jeremia, in <strong>het</strong><br />
bijzonder in H. 7-9, aan Micha herinnert. En Baruch zal toch wel,<br />
evenals Jeremia, de schriftelijke weergave van Micha's profetie gekend<br />
hebben, gelijk wij nu die in Mi. 3 : 12 lezen. En tóch geeft hij de profetie<br />
van Micha hier niet woordelijk, maar vrij weer, juist zooals de oudsten toen<br />
19 haar geciteerd hebben. Welnu, zoo voeren de oudsten aan, wat is toen de<br />
houding van koning Hizkia en <strong>het</strong> volk geweest bij zóó krasse bedreiging?<br />
In plaats van Micha te dooden, heeft Hizkia zich vernederd voor God,<br />
met dit gevolg, dat Hij <strong>het</strong> oordeel niet komen liet. Daaruit volgt, dat<br />
men door thans Jeremia te dooden, die dezelfde boodschap bracht als<br />
Micha weleer, zich eene zware schuld op den hals zou laden.<br />
20 Uria's lot naast dat van Jeremia, vs. 20-24. — Baruch voegt hier de<br />
geschiedenis van den dood van Uria aan toe, om des te duidelijker te<br />
laten uitkomen, dat de gunstige afloop voor Jeremia wel heel opmerkelijk<br />
was. Een zekere Uria, zoon van Semaja, uit Kirjath-Jearim, trad ook<br />
als profeet op in Jeremia's dagen onder de regeering van Jojakim. Het<br />
werkwoord, waarmee hier Uria's optreden aangeduid wordt, beteekent :<br />
„zich als profeet gedragen", zonder dat daarmee iets gezegd wordt<br />
van <strong>het</strong> al of niet geroepen zijn door God van hem, die aldus optreedt.<br />
Baruch zegt hier alleen, dat Uria over stad en land precies <strong>het</strong>zelfde<br />
profeteerde als Jeremia. Dit zegt nog niet, dat hij <strong>het</strong> 66k, gelijk Jeremia,<br />
21 deed op goddelijk bevel. Wij moeten dit in <strong>het</strong> midden laten. Maar<br />
zeker is wèl, dat Uria niet, gelijk Jeremia, zijn leven voor zijn woord<br />
wagen wilde. Hij zocht veiligheid in de vlucht naar Egypte, maar tever-<br />
23 geefs. Jojakim liet hem in den vreemde achterhalen en hem dooden,<br />
zonder hem zelfs eene gepaste begrafenis te bezorgen.<br />
24 Tegenover dit droevig lot van den vluchteling staat de uitredding<br />
van Jeremia. Hij vond een beschermer in Achikam, den zoon van Safan,