You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
120 Jeremia 38 : 5. UITLEG.<br />
s Zedekia's antwoord is typeerend. Hem is gevraagd, Jeremia ter dood<br />
te laten brengen. DM doet hij niet. Sprak zijn geweten nog? Maar den<br />
profeet beschermen tegen de vorsten, dat durft hij niet. Hij kan niet tegen<br />
hen op, zegt hij zelf. Nu moeten zij dan maar met hem doen, wat zij<br />
6 willen (vgl. Matth. 27 : 24). Maar al te graag maken de vorsten van de<br />
hun gegeven vrijheid gebruik. Ditmaal zullen zij er wel voor zorgen,<br />
dat de gehate profeet niet aan den dood ontkomt, zooals kort tevoren<br />
(37 : 15-21). In den wachthof was een regenput, die, misschien wel<br />
tengevolge van <strong>het</strong> langdurig beleg, geen water meer bevatte, maar<br />
enkel een dikke laag slijk. Dààr laten zij Jeremia aan touwen in zakken.<br />
Een ellendige dood wacht hem. De haat en de laagheid der vorsten komt<br />
hier wel heel scherp uit. Wat moet Jeremia tevoren toch ook al psychisch<br />
geleden hebben met zulke tegenstanders!<br />
7 Ebedmèlech redt Jeremia, vs. 7-13. — Maar God zorgt, dat zijn knecht<br />
ook nu nog weer gered wordt. Een hoveling hoort, wat er met hem is<br />
gebeurd. Waarschijnlijk was deze man een eunuch; in Israël werden deze<br />
niet door de wet geduld (Deut. 23 : 1); zoo zou te verklaren zijn, waarom<br />
deze Ethiophiër aan <strong>het</strong> hof gekomen was: tot dienst in <strong>het</strong> vrouwenverblijf<br />
van den koning (vs. 22). De Hebreeuwsche naam, dien hij draagt,<br />
had hij aan <strong>het</strong> hof ontvangen in plaats van zijn oorspronkeijlken Ethiopischen<br />
naam; hij beteekent: „Koningsknecht" en komt ook voor<br />
in <strong>het</strong> Phoenicisch en Babylonisch (Abdimilki). Deze vreemde, die in<br />
zijn positie aan <strong>het</strong> hof met de woorden van Jeremia bekend was geworden,<br />
neemt <strong>het</strong> voor hem op; de heiden beschaamt den Jood, de laatste wordt<br />
de eerste (39 : 18; Matth. 8 : 10; Luk. 4 : 25; 17 : 11-19).<br />
8 Ebedmèlech spoedt zich naar den koning, die op dat oogenblik niet<br />
9 in <strong>het</strong> paleis, maar in de Benjaminspoort was. Eerlijk zegt hij hem,<br />
hoe slecht de vorsten hebben gehandeld; moedig trotseert hij hun<br />
wraak, want wat hij wil doen, kan niet geheim blijven. Hij wijst er op,<br />
hoe onnoodig-gemeen zij- den profeet willen dooden; de broodvoorraad<br />
in de stad was immers toch al op; Jeremia zou in den gevangenhof toch<br />
wel sterven wegens voedselgebrek; aan een gevangene zou geen extrazorg<br />
besteed worden! En als hij zijn toch al karig rantsoen zou moeten<br />
missen, was hij ten doode opgeschreven.<br />
10 Weer geeft Zedekia een bewijs van zijn slapheid. Eerst had hij zelf<br />
Jeremia aan de vorsten overgegeven, die toch wel duidelijk hadden laten<br />
merken, wat zij met den gehaten profeet voor hadden. En nu laat hij zelf<br />
Ebedmèlech haast maken, opdat de redding niet te laat zal komen!<br />
11 Onmiddellijk gaat Ebedmèlech aan <strong>het</strong> werk. Maar zijn energiek optreden<br />
gaat gepaard met groote zorg. Eerst haalt hij uit een bergplaats<br />
in <strong>het</strong> paleis, waar hij goed den weg weet, allerlei afgedragen kleeren.<br />
Dan laat hij ze aan touwen in den put zakken, totdat ze onder <strong>het</strong> bereik<br />
12 van Jeremia zijn. En precies zegt hij, wat deze nu doen moet om met