You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Jeremia 52 : 18. UITLEG. 171<br />
vermeld. Een leemmodel van een Phoenicischen tempel heeft aan weerszijden<br />
van de deuropening een zuil met lotus-kapiteel (G r e s s m a n n,<br />
Altorientalische Texte and Bilder, Abb. 17). In Babylonische teksten<br />
is sprake van godenbeelden, opgesteld om den ingang te bewaken.<br />
W. Hole geeft in zijn nieuw plaatwerk „Old Testament History" er een<br />
pakkende reconstructie van (pl. 48).<br />
18, 19 Vgl. Ex. 27 : 3; 1 Kon. 7 : 45; Ex. 25 : 38; Num. 4 : 9. De kandelaren<br />
worden ook 1 Kon. 7 : 49 vermeld, tien in getal.<br />
21 Van de zuilen wordt nu nog een nadere beschrijving gegeven; vgl. 1 Kon.<br />
7 : 15-18. De granaatappel is de vrucht van den altijd groenen, 5 tot<br />
8 M. hoogen, granaatboom (punica granatum), die in alle landen van de<br />
Middellandsche Zee gekweekt wordt. De appel, in vorm en grootte<br />
gelijkend op onzen appel, rood van kleur (Hoogl. 4 : 3; 6 : 7), was <strong>het</strong><br />
symbool van vruchtbaarheid en overvloed (Deut. 8 : 8). Ook <strong>het</strong> hooge-<br />
23 priesterlijk kleed was met dit motief versierd (Ex. 28 : 33, 34). Vier<br />
granaatappelen waren niet zichtbaar, doordat de zuil tegen den tempelmuur<br />
aanstond.<br />
24 Terechtstelling van vooraanstaande mannen, vs. 24-27. — De leidende<br />
persoonlijkheden moeten voor <strong>het</strong> verzet boeten. Bij Seraja vergelijke<br />
men Ezra 7 : 1, 1 Kron. 6 : 14 en Haggaï 1 : 1. Zefanja is bekend<br />
uit H. 21 : 1; 29 : 25, 29; 37 : 3. Voor de dorpelbewaarders zie<br />
25 men den Uitleg van H. 35 : 4. 2 Kon. 25 : 19 spreekt van vijf mannen<br />
27 uit de omgeving van den koning, hièr is sprake van zeven. Door<br />
deportatie moest <strong>het</strong> volk verzwakt worden.<br />
28 Getal der ballingen, vs. 28-30. — De opgave van vs. 28-30 ontbreekt<br />
in 2 Kon. 25; in plaats daarvan geeft 2 Kon. 25 : 22-25 een kort bericht<br />
over <strong>het</strong> stadhouderschap van Gedalja. Dáárover lichtte Jer. 39-41<br />
uitvoerig in; daarom heeft hij, die H. 52 aan <strong>het</strong> boek Jeremia toevoegde,<br />
hier over Gedalja gezwegen. — Is met de wegvoering in <strong>het</strong> zevende<br />
jaar de deportatie onder Jojachin bedoeld, dan klopt <strong>het</strong> hier gegeven<br />
citfer niet met dat van 2 Kon. 24 : 14-16, waar sprake is van 10.000<br />
of zelfs van 18.000 ballingen. Waarschijnlijk moet in plaats van <strong>het</strong><br />
„zevende" gelezen worden : <strong>het</strong> „zeventiende" jaar; dan zijn hier Judeeërs<br />
van <strong>het</strong> land bedoeld, terwijl <strong>het</strong> volgende vers van burgers van Jeruzalem<br />
30 spreekt. De laatste wegvoering had nog weer vijf jaar na den val van<br />
Jeruzalem plaats; hier is weer sprake niet van burgers van Jeruzalem,<br />
maar van Judeeërs. Toen <strong>het</strong> land zich van de oorlogsschade begon te<br />
herstellen, nam Nebuzaradan dezen maatregel om alle verzet tegen <strong>het</strong><br />
Babylonisch gezag bij voorbaat onmogelijk te maken.<br />
31 Jojachin door den koning van Babel begenadigd, vs. 31-34. — De tekst<br />
van 2 Kon. 25 noemt den zeven-en-twintigsten van de twaalfde maand, terwijl<br />
hij in vs. 25 vijf in plaats van zeven leest. Evil-Merodach (vgl. 51: 63<br />
Uitleg) begenadigde Jojachin, letterlijk : „verhief <strong>het</strong> hoofd van Jojachin";