You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
134 Jeremia 46 : 1. UITLEG.<br />
OVER DE VOLKEN, H. 46-51.<br />
Opschrift, 46 vs. 1. — Hier duidt een nieuwe aanhef een nieuwe groep<br />
in <strong>het</strong> boek Jeremia aan, n.l. profetieën over de volken. Deze groep gaat<br />
dóór tot en met H. 52. Zij vormt één geheel en staat als zoodanig ook<br />
in de Septuagint, tusschen H. 25 : 13 en 25 : 15, zij <strong>het</strong> met andere<br />
rangschikking. H. 25 : 15-38 is <strong>het</strong> naschrift op deze groep.<br />
In H. 36 : 2 is sprake van woorden, die God tot Jeremia sprak over<br />
Israël, Juda en „alle volken": zulke profetieën nu hebben we hier vóór<br />
ons.<br />
Er zijn geleerden, die meenen, dat veel van deze hoofdstukken aan<br />
Jeremia ontzegd moet worden en uit later tijd dateert. Enkelen gaan<br />
zóóver, dat zij dit geheele gedeelte van <strong>het</strong> boek toekennen aan een<br />
onbekenden schrijver uit later tijd; zoo: S c h w a l l y, W e l l h a u s e n,<br />
D u h m en Vol z. Hun argumenten zien wij hier onder de oogen (vgl.<br />
L. H. K. B1 e e k e r, Jeremia's Profetieën tegen de Volkeren).<br />
Zij wijzen erop, dat Jeremia in zijn andere profetieën steeds met <strong>het</strong><br />
oog op Juda profeteerde en de wereldgebeurtenissen slechts in haar<br />
religieuze beteekenis aan zijn volksgenooten liet zien. Zeker lag ook<br />
dat in den aard van zijn profetische roeping onder zijn volk. Maar dit<br />
sluit toch allerminst de mogelijkheid uit, dat Jeremia, ook afgezien<br />
van zijn eigen volk, een openbaring betreffende andere volken kon<br />
ontvangen en bekend maken. Zoo is in H. 18 : 7-10 sprake niet van de<br />
houding Gods tegenover Juda, maar tegenover „een volk", heel in <strong>het</strong><br />
algemeen. En zoo was Jeremia reeds bij zijn roeping verzekerd van zijn<br />
bestemming tot „een profeet voor de volken"; hij is gesteld „over de<br />
volkeren en de koninkrijken", en niet over Juda alleen (1 : 5,10). Op de<br />
vermelding van profetieën „voor alle volken" in H. 36 : 2 hebben wij<br />
reeds gewezen. En buiten H. 46-51 komen óók nog profetieën voor,<br />
die op andere volken betrekking hebben. H. 9 : 25, 26 handelt over<br />
Egypte, Juda, Ammon, Moab en Bedoeienen; H. 12 : 14-17 over de<br />
omwonende volken; H. 27 en 28 over Edom, Moab, Ammon, Tyrus en<br />
Sidon; H. 43 : 10-13 over de overwinning van Nebukadrezar op Egypte<br />
en H. 44 : 30 over den val van Farao Hofra. En <strong>het</strong> gaat niet aan, de<br />
beteekenis van deze profetieën over andere volken te beperken tot de<br />
religieuze les, die Juda eruit leeren kon. In de boodschap voor de vreemde<br />
gezanten (H. 27) heet <strong>het</strong> — afgezien van Juda — de plicht van alle<br />
landen, den koning van Babel te dienen; dat moeten de gezanten aan hun<br />
vorsten gaan berichten en dááraan moeten deze zich houden, willen zij<br />
door Babel met rust gelaten worden. En dan moet ook niet worden<br />
vergeten, dat Ook de profetieën van H. 46-51 voor de Judeeërs een<br />
geweldige prediking bevatten.<br />
Een ander argument, dat tegen den Jeremiaanschen oorspiong van de