Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
150 Jeremia 48 : 47. UITLEG.<br />
47 De oordeelsprofetie eindigt toch met een belofte. Moab, eerst diep<br />
vernederd, zal eens nog een beteren tijd beleven (3 : 17; 12 : 15, 16<br />
Uitleg; 16 : 19; 23 : 20; 30 : 24; 46 : 1 Uitleg).<br />
Volgens F l a v i u s J o s e p h u s (Oudheden X 9, 7) bezette Nebukadrezar<br />
in <strong>het</strong> vijfde jaar na den val van Jeruzalem Coele-Syrië, viel daarop<br />
de Ammonieten en Moabieten aan en bracht deze volken tot onderwerping.<br />
In Neh. 13 : 13 is nog sprake van Moabietische vrouwen. In<br />
de tweede eeuw v. Chr. bestond <strong>het</strong> volk Moab niet meer. Alexander<br />
Janneiis, die <strong>het</strong> land ten Oosten van den Jordaan en de Doode Zee<br />
voor korten tijd veroverde, had daar met Arabieren te doen.<br />
Over Ammon, H. 49 : 1-6.<br />
49 1 Israël had vroeger van de Ammonieten moeten lijden. Toen Tiglath-<br />
Pileser III in 734 v. Chr. <strong>het</strong> Overjordaansche veroverd en een deel van de<br />
Israëlietische bevolking als ballingen weggevoerd had (2 Kon. 15 : 29;<br />
1 Kron. 5 : 26), maakten de Ammonieten van de gelegenheid gebruik<br />
om hun gebied te vergrooten ten koste van dat van Israël (Am. 1 : 13;<br />
Zet. 2 : 8-11). In de dagen van Jeremia was hun politiek zeer onbetrouwbaar.<br />
In 2 Kon. 24 : 2 worden ze genoemd als aanvallers van Jojakim,<br />
met de Chaldeeën, Syriërs en Moabieten. Maar hun gezanten kwamen<br />
met die van Edom, Moab, 'Tyrus en Sidon naar Zedekia om dezen over<br />
te halen tot gemeenschappelijk verzet tegen Babel (Jer. 27 : 3). En later<br />
was hun koning Badlis medeplichtig aan den moord op Gedalja (40 : 14).<br />
In den vorm van een vraag, verwijt de profeet hun, dat zij Israëlietisch<br />
gebied hebben bezet : hun god, Milkom, heeft <strong>het</strong> land van den stam<br />
Gad in bezit gekregen en <strong>het</strong> volk van Milkom (de Ammonieten) heeft<br />
zich in de steden van dien stam gevestigd. De naam Milkom, die „koning'<br />
beteekent, is ons ook uit 1 Kon. 11 : 5 en 2 Kron. 23 : 13 bekend en<br />
moet waarschijnlijk ook in Zef. 1 : 5 gelezen worden in plaats van<br />
„malkam" (= hun koning). Tot die bezetting van Israëlietisch gebied<br />
had Ammon immers niet <strong>het</strong> minste recht; dan kwam ze eer aan Israëlieten<br />
toe, die er toch 66k nog wel te vinden waren!<br />
2 Voor dat begane onrecht zal Ammon worden gestraft. Dè stad van dit<br />
volk was Rabba, zooals Jeruzalem dè stad was van Juda (Ez. 21 : 20); indertijd<br />
was ze door Joab en David genomen (2 Sam. 12 : 26-31). Jeremia<br />
sluit zich in de woorden van zijn profetie aan bij de oude voorspellingen<br />
over Ammon van Am. 1 : 14 en Zef. 2 : 9. „Puinhoop" in den Tekst<br />
is vertaling van <strong>het</strong> Hebreeuwsche tel, dat in <strong>het</strong> Arabisch ook nu de<br />
aanduiding is voor een heuvel, waar oude ruïnen onder liggen. „Dochtersteden"<br />
zijn de kleinere plaatsen tegenover de groote moederstad. — Rabba<br />
is later door Ptolemaeus Philadelphus (282-247 v. Chr.) herbouwd<br />
en kreeg van hem den naam Philadelphia. De tegenwoordige Arabische<br />
naam Amman is weer een herinnering aan den ouden. Een duidelijk