You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Jeremia 51 : 45. UITLEG. 167<br />
valt in! Nebukadrezar vermeldt in de East-India-House-inscriptie<br />
(kol. IV reg. 66 vv.) : „Imgoer-Bel en Nimitti-Bel, de groote muren van<br />
Babel, die Nabopolassar, koning van Babel, de vader, die mij verwekt<br />
heeft, had gebouwd, maar niet voltooid, ik, zijn eerstgeboren zoon, de<br />
lieveling van zijn hart, voltooide Imgoer-Bel en Nimitti-Bel, de groote<br />
muren van Babel". De opgraving van de stad heeft ook den geweldigen<br />
omvang van de muren, den buitensten en den binnensten stadsmuur,<br />
aan <strong>het</strong> licht gebracht. De buitenste, 4400 M. lang aan de noordoostelijke<br />
zijde, werd gevormd door twee muren, waarvan die aan de<br />
stadszijde 7.12 M. de andere 7.81 M. dik was, met een opgevulde tusschenruimte<br />
van ongeveer 12 M. Zoo konden twee strijdwagens boven op<br />
den muur elkaar passeeren. Daarvóór was nog een muur van 3.30 M.<br />
breedte. Het was dus een geweldig iets, dat Jeremia van dièn muur<br />
durfde zeggen: hij valt in!<br />
45 De ballingen moeten zich door de vlucht redden voor de gevolgen<br />
van den goddelijken toorn, die zich over de stad zal ontladen (4 : 8, 26;<br />
12 : 13; 25 : 37, 38; 30 : 24). Jeremia spreekt met nadruk over die<br />
vlucht (50 : 8; 51 : 6); hij kent de laksheid van zijn volk en weet, dat<br />
velen geneigd zullen zijn, in Babel te blijven, zooals later ook gebleken<br />
46 is. De val van de stad zal zich van te voren aankondigen door onrust<br />
en woelingen in <strong>het</strong> land. De Israëlieten moeten zich daardoor niet<br />
bevreesd laten maken: hun God regeert! Wij denken hierbij aan<br />
Matth. 24 : 6.<br />
47 De godenbeelden, de roem van Babels koning en volk, worden in<br />
48 hun machteloosheid aan de kaak gesteld. Het heelal verblijdt zich<br />
over den val van Babel, dat zooveel op zijn geweten had (Ps. 96 : 10-13;<br />
Jes. 44 : 23; 49 : 13).<br />
zo Nu richt de profeet zich tot zijn volksgenooten in Babel. Zij zijn<br />
een rest, die gespaard bleef (31 : 2; 44 : 28). Maar met die redding<br />
mogen zij niet tevreden zijn; hun ideaal moet blijven: de dienst van<br />
hun God in de eigen heilige stad (50 : 5).<br />
51 Maar de ballingen kunnen aan de blijde aansporing van den profeet zóó<br />
maar niet gehoor geven! Als hij gewaagt van Jeruzalem, dan denken<br />
zij aan den smaad, dien de heidenen <strong>het</strong> heiligdom hebben aangedaan<br />
(Ps. 79 : 1; Kl aagl . 1: 10).<br />
52 Toch mag deze gedachte niet de laatste zijn. Juist omdat Babel dien<br />
smaad den tempel heeft aangedaan, zal Israëls God Babels goden<br />
straffen en heel . <strong>het</strong> land tuchtigen. Hiermee begint de profeet de finale<br />
van deze profetie, die <strong>het</strong> oordeel tegen Babel besluit: „alle registers<br />
53 worden opengetrokken" (V o 1 z). Al wendde Babel al zijn krachten<br />
aan, tegen God zou <strong>het</strong> toch niet opkunnen. Jeremia denkt hierbij aan<br />
de hooge muren, waarvan de oudheid gewaagde (Herodotus: 200 el!);<br />
maar zeker ook aan den torenbouw van Gen. 11 : 4 (vgl. Jes. 14 : 13, 14).