Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Jeremia 40 : 11. TEKST. 35<br />
woordiger bij de Chaldeeën, die tot ons zullen komen; oogst gij nu maar<br />
wijn, vruchten en olie, doet die in uwe vaten en blijft in uwe steden<br />
wonen, waar ge u vestigt.<br />
1 Toen ook al de Judeeërs, die in Moab, onder de Ammonieten, in<br />
Edom of in een ander land vertoefden, hoorden, dat de koning van<br />
Babel Juda eene rest had overgelaten en over hen Gedalja, den zoon<br />
12 van Achikam, den zoon van Safan, had aangesteld, keerden al de Judeeërs<br />
uit al de plaatsen, waarheen zij verstrooid waren geworden, terug en<br />
kwamen in <strong>het</strong> land van Juda bij Gedalja te Mizpa. En zij hadden een<br />
rijken wijn- en vruchtenoogst.<br />
13 De moord op Gedalja, vs. 13-41 vs. 18. — Toen kwamen Jochanan,<br />
de zoon van Kareach, met al de legeroversten, die in <strong>het</strong> veld waren<br />
14 geweest, tot Gedalja te Mizpa en zeiden tot hem: Weet gij wel, dat<br />
Baslis, de koning van de Ammonieten, Ismaël, den zoon van Nethanja,<br />
heeft gezonden om u om <strong>het</strong> leven te brengen? Maar Gedalja, de zoon<br />
15 van Achikam, geloofde hen niet. Daarop zeide Jochanan, de zoon van<br />
Kareach, in <strong>het</strong> geheim tot Gedalja te Mizpa: Laat mij toch gaan en<br />
Ismaël, den zoon van Nethanja, dooden, zonder dat iemand <strong>het</strong> merkt;<br />
waarom zou hij u om <strong>het</strong> leven brengen, zoodat geheel Juda, dat zich<br />
rondom u verzameld heeft, verstrooid wordt en de rest van Juda te<br />
16 gronde gaat? Maar Gedalja, de zoon van Achikam, zeide tot Jochanan,<br />
den zoon van Kareach: Dat moogt ge niet doen; want wat gij van<br />
Ismaël zegt, is niet waar.<br />
41 1 Maar in de zevende maand kwam Ismaël, de zoon van Nethanja, den<br />
zoon van Eli lama, uit <strong>het</strong> geslacht van den koning, (a) met tien mannen<br />
bij zich, bij Gedalja, den zoon van Achikam, te Mizpa. Toen zij daar<br />
2 te Mizpa tezamen brood aten, stond Ismaël, de zoon van Nethanja,<br />
met de tien mannen, die bij hem waren, op en zij versloegen Gedalja,<br />
den zoon van Achikam, den zoon van Safan, met <strong>het</strong> zwaard. Zoo<br />
doodde hij hem, dien de koning van Babel over <strong>het</strong> land had aangesteld.<br />
3 Ook vermoordde Ismaël al de Joden, die bij hem, bij Gedalja, te Mizpa<br />
waren, en de Chaldeeën, die zich daar bevonden, de soldaten.<br />
4 Daags nadat hij Gedalja gedood had, toen nog niemand ervan wist,<br />
kwamen mannen uit Sichem, Silo en Samaria, tachtig man, met<br />
afgeschoren baard en gescheurde kleederen en die zichzelven verwondingen<br />
hadden toegebracht, met spijsoffers en wierook bij zich, om die naar<br />
<strong>het</strong> Huis des HEEREN te brengen.<br />
6 Ismaël, de zoon van Nethanja, ging hun uit Mizpa al weenend tegemoet<br />
en zeide, toen hij bij hen was, tot hen: Komt bij Gedalja, den zoon van<br />
7 Achikam! Maar toen zij midden in de stad waren gekomen, maakte<br />
Ismaël, de zoon van Nethanja, hen af ,en wierp hen' (b) in den put, hij<br />
8 en de mannen, die bij hem waren. Maar er waren tien mannen bij, die<br />
tot Ismaël zeiden: Dood ons niet, want wij hebben geheime voorraden