You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Jeremia 34 : 2. TEKST. 25<br />
aarde, waarover hij regeerde, en alle volken oorlog voerden tegen<br />
Jeruzalem met al de steden daarbij :<br />
2 Zoo zegt de HEER, Israëls God: Ga, zeg tot Zedekia, 'den koning<br />
van Juda, aldus : Zoo zegt de HEER : Zie, Ik geef deze stad in de hand<br />
van den koning van Babel, die zal haar in vlammen doen opgaan;<br />
3 en gij zult aan zijne hand niet ontsnappen, maar zeker gegrepen en in<br />
zijne hand gegeven worden, gij zult den koning van Babel van aangezicht<br />
tot aangezicht zien, hij zal van mond tot mond met u spreken<br />
4 en gij zult in Babel komen. Maar hoor <strong>het</strong> woord des HEEREN, o Zedekia,<br />
koning van Juda! Zoo zegt de HEER van u : gij zult niet door<br />
s <strong>het</strong> zwaard sterven; in vrede zult gij sterven; zooals men ter eere van<br />
uwe vaderen, de vroegere koningen, die vóór u geweest zijn, specerijen<br />
gebrand heeft, zoo zal men dat ook voor u doen en over u klagen<br />
„ach, heer!" Want Ik heb <strong>het</strong> gezegd, spreekt de HEER.<br />
6 De profeet Jeremia sprak al deze woorden te Jeruzalem tot Zedekia,<br />
7 den koning van Juda, terwijl <strong>het</strong> leger van den koning van Babel<br />
oorlog voerde tegen Jeruzalem en de eenige overgebleven steden van<br />
Juda, Lachis en Azeka; want deze waren de eenige versterkte steden<br />
van Juda, die overgebleven waren.<br />
DE VRIJLATING VAN DE SLAVEN, H. 34 : 8-22.<br />
8 Het woord, dat van den HEER tot Jeremia kwam, nadat koning<br />
Zedekia met al <strong>het</strong> volk in Jeruzalem een verbond gesloten had, om<br />
voor hen eene vrijlating af te kondigen : dat ieder zijn slaaf of zijne<br />
9 slavin, een Hebreeër of eene Hebreeuwsche, vrij zou laten gaan, opdat<br />
niemand een Jood, zijn broeder, in slavernij zou houden. Toen hadden<br />
10 alle vorsten en _ <strong>het</strong> geheele volk, die <strong>het</strong> verbond waren aangegaan,<br />
erin toegestemd, dat ieder zijn slaaf of zijne slavin vrij zou laten gaan,<br />
om ze niet langer in slavernij te houden; zij hadden erin toegestemd<br />
11 en hen laten gaan. Maar later waren zij er weer op teruggekomen en<br />
hadden zij de slaven en slavinnen, die zij vrij hadden laten gaan, teruggehaald<br />
en then met geweld' tot slaven en slavinnen gemaakt' (a).<br />
12, 13 Toen kwam <strong>het</strong> woord des HEEREN tot Jeremia (b): Zoo zegt de<br />
HEER, Israëls God: Ik heb met uwe vaderen, toen Ik hen uit Egypte-<br />
14 land, <strong>het</strong> diensthuis, uitleidde, dit verbond gesloten : „na verloop van<br />
zeven jaren zult gij allen uw broeder, een Hebreeër, die zich aan u verkocht<br />
heeft, laten gaan; als hij u zes jaar gediend heeft, zult gij hem vrij van<br />
u laten gaan". Maar uwe vaderen hoorden niet naar Mij en neigden<br />
is hun oor niet. En gij hadt u heden bekeerd en gedaan, wat recht is in<br />
mijne oogen, door allen voor uw naaste eene vrijlating af te kondigen,<br />
en gij hadt voor mijn aangezicht in <strong>het</strong> huis, waarover mijn naam ge-<br />
16 noemd is, een verbond gesloten. Maar gij zijt erop teruggekomen en