Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
28 Jeremia 36 : 3. TEKST.<br />
sedert den dag, dat Ik tot u gesproken heb, sedert den tijd van Josia<br />
3 tot op heden. Misschien zal <strong>het</strong> huis van Juda luisteren naar al <strong>het</strong><br />
onheil, dat Ik hun denk aan te doen, opdat zij zich bekeeren, een ieder<br />
van zijn slechten weg, en Ik hunne schuld en zonde vergeve!<br />
4 Toen riep Jeremia Baruch, den zoon van Neria, en deze schreef,<br />
zooals Jeremia hem voorzegde, alle woorden des HEEREN, die Hij<br />
tot hem gesproken had, op eene boekrol.<br />
5 De voorlezing aan <strong>het</strong> volk, vs. 5-10. — Daarop gaf Jeremia aan<br />
Baruch deze opdracht : Ik ben verhinderd, ik kan niet in <strong>het</strong> Huis des<br />
6 HEEREN gaan. Ga gij daarom en lees van de rol, die gij geschreven<br />
hebt, zooals ik u voorzegde, de woorden des HEEREN aan <strong>het</strong> volk<br />
voor, in <strong>het</strong> Huis des HEEREN, op den vastendag; ook aan al de Judeeërs,<br />
7 die uit hunne steden gekomen zijn, moet gij ze voorlezen. Misschien<br />
zullen zij hun smeekgebed voor den HEER nederleggen en zich bekeeren,<br />
een ieder van zijn slechten weg; want groot is de toorn en de gramschap,<br />
waarmede de HEER dit volk heeft gedreigd.<br />
8 Baruch, de zoon van Neria, deed daarop geheel, zooals de profeet<br />
Jeremia hem opgedragen had en las uit <strong>het</strong> boek de woorden des HEE-<br />
9 REN in <strong>het</strong> huis des HEEREN voor. In <strong>het</strong> vijfde jaar van Jojakim, den<br />
zoon van Josia, den koning van Juda, in de negende maand, had men<br />
namelijk een vasten vóór den HEER uitgeschreven, al <strong>het</strong> volk in<br />
Jeruzalem en al <strong>het</strong> volk, dat uit de steden van Juda in Jeruzalem<br />
10 gekomen was. Zoo las Baruch uit <strong>het</strong> boek de woorden van Jeremia<br />
in <strong>het</strong> Huis des HEEREN, in <strong>het</strong> vertrek van Gemarja, den zoon van<br />
den schrijver Safan, in den bovensten voorhof bij den ingang der<br />
nieuwe poort van <strong>het</strong> Huis des HEEREN, ten aanhooren van al<br />
<strong>het</strong> volk.<br />
11 De voorlezing aan de vorsten, vs. 11-15. — Micha, de zoon van Gemarja,<br />
den zoon van Safan, hoorde al de woorden des HEEREN uit <strong>het</strong> boek.<br />
12 Toen liep hij naar beneden, naar <strong>het</strong> paleis des konings, <strong>het</strong> vertrek<br />
van den schrijver in; daar zaten juist al de vorsten: de schrijver<br />
Elisama, Delaja, de zoon van Semaja, Elnathan, de zoon van Achbor,<br />
13 Gemarja, de zoon van Safan, Zedekia, de zoon van Hananja, en de<br />
andere vorsten. En Micha bracht hun al de woorden over, die hij<br />
gehoord had, toen Baruch uit <strong>het</strong> boek <strong>het</strong> volk voorlas.<br />
14 Daarop zonden al de vorsten Jehudi, den zoon van Nethanja, den<br />
zoon van Selemja, den zoon van Kusi, naar Baruch met de boodschap:<br />
„de rol, waaruit gij ten aanhooren van <strong>het</strong> volk hebt voorgelezen, neem<br />
die mee en kom hier!" Zoo nam Baruch, de zoon van Neria, de rol<br />
15 mee en kwam bij hen. Zij zeiden tot hem: Ga maar zitten en lees ze<br />
ons voor. Toen las Baruch hun voor.<br />
16 Het bericht aan den koning, vs. 16-20. — Toen zij al de woorden<br />
gehoord hadden, schrokken zij ,en zeiden tot elkander' (a): Wij moeten