You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
118 Jeremia 37 : 14. UITLEG.<br />
Benjaminspoort, in <strong>het</strong> noorden van de stad (38 : 7; Zach. 14 : 10;<br />
20 : 2 met Uitleg). Nauwelijks daar gekomen, wordt hij door den dienstdoenden<br />
wachtmeester gearresteerd onder beschuldiging van poging tot<br />
overloopen naar den vijand. Nu had Jeremia zelf wel altijd <strong>het</strong> hopelooze<br />
van een verzet in <strong>het</strong> publiek verkondigd. Gehoorzaamheid aan den<br />
HEER had overgave in plaats van verzet geëischt. Ja, hij had zelfs tot<br />
overloopen naar den vijand aangespoord om de menschen van den ondergang<br />
te redden (21 : 8, 9) en velen hebben dat ook werkelijk in den loop<br />
van <strong>het</strong> beleg gedaan (38 : 19; 52 : 15). Maar toen hij dat anderen<br />
aanried, deed hij <strong>het</strong> zèlf niet; hlj bleef op zijn post, waar God hem als<br />
profeet gesteld had. De beschuldiging van den wachtmeester was maar<br />
een voorwendsel om den gehaten man onschadelijk te maken.<br />
14 Of Jeremia al, geheel overeenkomstig de waarheid, de geuite beschuldiging<br />
zoo klaar mogelijk tegenspreekt, <strong>het</strong> helpt hem niet: Jerija brengt<br />
hem triomfantelijk naar de vorsten, wèl wetend, dat hij geheel in hun<br />
15 geest handelt. Want déze waren heel andere mannen dan de vorsten<br />
van Jojakim, die Jeremia welwillend hadden behandeld (H. 26 en 37);<br />
diè waren met de eerste deportatie onder Jojachin naar Babel getransporteerd.<br />
De mannen, in hun plaats gekomen, nieuwelingen in hun hooge<br />
positie, maakten maar al te licht van hun macht misbruik. Geprikkeld<br />
door alles, wat hen tegen den profeet innam — denk b.v. aan zijn scherpe<br />
woorden na <strong>het</strong> terughalen van de slaven, — koelen zij hun woede aan<br />
hem door hem eerst te laten geeselen en dan in een onderaardsch gewelf<br />
van den schrijver Jonathan op te sluiten; zeker met de bedoeling hem<br />
daar ongemerkt te doen omkomen (vs. 20). Langen tijd bleef hij daar.<br />
Intusschen komt <strong>het</strong> Babylonisch leger terug om <strong>het</strong> beleg te hervatten.<br />
(vs. 19, 21).<br />
17 Zedekia raadpleegt Jeremia, vs. 17-21. — Door den terugkeer van <strong>het</strong><br />
vijandelijk leger is de koning opnieuw verontrust. De eerste koning<br />
van Israël, Saul, zocht raad bij den waarzegster van Endor; de laatste<br />
koning van Juda heeft nog den profeet om hem licht te geven. Maar<br />
openlijk zich tot den profeet wenden, durft hij niet meer. Hij durft<br />
tegen zijn vorsten, die den profeet zoo vijandig bleken, niet op; daarom<br />
laat hij Jeremia in <strong>het</strong> geheim halen en vraagt hem, of hij nog een<br />
woord Gods voor de toekomst heeft. Deze antwoordt bevestigend; wacht<br />
dan even om zoo sterk mogelijken indruk op den koning te maken,<br />
en voegt er aan toe: gij zult den vijand in handen vallen! De oude boodschap<br />
van <strong>het</strong> oordeel, nu tot Zedekia persoonlijk gericht.<br />
18 En nu de koning hem ontboden heeft, maakt Jeremia van de gelegenheid<br />
gebruik om op zijn beurt een vraag tot Zedekia te richten: „de<br />
innerlijk vrije gevangene tegenover den gebonden heerscher" (V o 1 z).<br />
De vraag van den profeet is een aanklacht tegen zijn koning. Want wèl<br />
hebben de vorsten hem gevangen gezet, maar de koning dekt met zijn