Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
oerwoud van Nieuw-Guinea leeren! Kapitein Becking heeft<br />
eens in het Moejoegebied een aardig snapshot van een<br />
groepje „dampende" dames gemaakt.<br />
De werklust der verschillende stammen loopt nogal<br />
uiteen. De Moejoe- en Kaoh-Papoea's zijn het vlijtigst, de<br />
Mandobostammen voelen er veel minder voor arbeid<br />
te verrichten, terwijl de Djaer- en Mappi-Papoea's grenzenlooze<br />
luiaards zijn. De eerstgenoemden werken reeds vele<br />
jaren op den post en hebben ook een aandeel in den bouw<br />
van het nieuwe kampement gehad.<br />
Einde 1933 gelukte het luitenant Schollen voor het<br />
eerst een groepje Djaer- en Mappi-Papoea's aan den arbeid<br />
te krijgen. Zij mochten tegen een flinke belooning, in den<br />
vorm van rijst en tabak, atap gaan vlechten. Het werk schoot<br />
echter zeer langzaam op en zij kwamen voortdurend om<br />
tabak „in voorschot" zaniken. Op een gegeven moment hadden<br />
zij er blijkbaar genoeg van en was de troep plotseling in<br />
het bosch verdwenen.<br />
De Kaja-Kaja's voelen zich doorgaans op de nederzetting<br />
onder de hoede van de „Kompenie" volkomen<br />
veilig. In het bosch zijn zij echter vaak eikaars grootste<br />
vijanden, en al vertoeven te Tanah-Merah de meer<br />
vredelievende elementen, namelijk die uit de Moejoe-,<br />
Kaoh- en Mandobostreek, toch trekken ook dezen in de vrije<br />
natuur nog weieens tegen elkaar te velde.<br />
De meest gevreesde wilden zijn evenwel de reeds<br />
genoemde Djaer- en vooral de Mappi-Papoea's. Als de leden<br />
dezer stammen aan den post een visite kwamen brengen, die<br />
meestal met een soort massazang gepaard ging, hokten alle<br />
anderen angstig te zamen en trachtten de burgers en militairen<br />
op luidruchtige wijze te overtuigen van de „verdorvenheid"<br />
der bezoekers. Tegen belooning van tabak gaven de Mappi- en<br />
Djaerbarbaren dan veelal, onder begeleiding van tromgeroffel,<br />
een krijgsdans ten beste, waarbij zij luid zingend of gillend,<br />
met hun pijlen, speren en schilden om zich heen zwaaiend,<br />
in de rondte sprongen.<br />
Zoo'n krijgsdans „op commando" werd echter vaak nogal<br />
lauw uitgevoerd, vooral wanneer deze op het heetst van<br />
den dag plaats had. Men huppelde dan maar wat op en<br />
neer en zong hierbij op een eentonige wijs de woorden:<br />
114