Edda vertaling van Frans Berding - Welkom - Germaans Genootschap
Edda vertaling van Frans Berding - Welkom - Germaans Genootschap
Edda vertaling van Frans Berding - Welkom - Germaans Genootschap
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
De <strong>Edda</strong>, <strong>Frans</strong> <strong>Berding</strong>:<br />
ontsteld <strong>van</strong> schrik. De man nam zijn handschoen <strong>van</strong> den grond; en nu<br />
zag Thonarr, dat deze de woning was, waarin hij gedurende den nacht<br />
verblijf had gehouden.<br />
Het was Loge, die bij Thonarr's vrouw Sippia "op bezoek" was, en<br />
door haar verborgen werd gehouden: zoo wordt gedurende den winter,<br />
als er geen onweders zijn, de warmte verborgen gehouden in de aarde,<br />
en brandt het vuur in den huiselijken haard. Zie ook Loges verwijt<br />
aan Sippia op het Feest bij Egir.<br />
Verhevener, en <strong>van</strong> grooter dramatische kracht is de onweersmythe in<br />
het lied <strong>van</strong> _Vermomde en Roodspeer_. Wodan, de door wolken bedekte<br />
zon, is als Vermomde in het land gekomen waar Roodspeer, de bliksem,<br />
koning is. Wodan is Doodengod, heer <strong>van</strong> de doodshemden, en daarom<br />
durven de honden niet tegen Vermomde blaffen. Maar Roodspeer nam<br />
hem ge<strong>van</strong>gen en plaatste hem tusschen wolken, die <strong>van</strong> bliksemvuur<br />
doortrokken waren. Tevergeefs smeekte Vermomde, dat de vuren <strong>van</strong><br />
hem weggenomen mochten worden: Roodspeer wil het niet. Meer en meer<br />
openbaart Vermomde zich in zijn beleeringen, zooals de zon achter<br />
de donderwolken zich tracht door te breken tot een nieuw uitzicht op<br />
aarde. Vermomde verhaalt <strong>van</strong> de wonderen der wordende wereld, maar de<br />
wijsheid, die hij toont door dat alles te weten, doet hem aan Roodspeer<br />
niet kennen als de wijze God. Dan spreekt Vermomde <strong>van</strong> den wereldboom,<br />
<strong>van</strong> het geheimnisvolle werken des tijdeloozen Levens, <strong>van</strong> de goden,<br />
wier dagelijksche doen hij kent, <strong>van</strong> de paarden, waarop zij ter<br />
vergadering rijden aan Schrikesch' stam. Maar voor Roodspeer blijft<br />
Wodan Vermomde. Al meer openbaart Vermomde de geheimen <strong>van</strong> Godenland,<br />
zijn eigen land, beschrijft de burchten <strong>van</strong> de Asen, die hem allen<br />
bekend zijn,--doch Roodspeer herkent den Oppergod niet. Zelfs de zaal<br />
<strong>van</strong> Walhalla, Wodans zaal, zijn honden die hem altijd begeleiden, de<br />
raven, die hem op den schouder zitten of uitvliegen om te zien en hem<br />
te melden wat ergens ter wereld gebeurt, de helden-meisjes die er mede<br />
bieden, alles kent Vermomde als een, die het <strong>van</strong> nabij heeft gezien,<br />
maar de heilige openbaring dringt niet tot Roodspeer door. Zelfs de<br />
bekentenis <strong>van</strong> Vermomde, dat de Walhalla-meisjes ook hèm den beker<br />
bieden, gaat Roodspeers hoofd voorbij. Dan noemt Vermomde zijn namen:<br />
het zijn de namen <strong>van</strong> Wodan,--doch slechts zijn woorden: "Vermomde was<br />
ik bij Roodspeer, nu ben ik Wodan geworden" slaan Roodspeer den schrik<br />
in het hart. Roodspeer staat op om Wodan <strong>van</strong> de vuren te bevrijden,<br />
maar het is te laat. Hij heeft de gunst <strong>van</strong> de goden verloren, is<br />
dronken <strong>van</strong> schrik, struikelt en doodt zich in zijn eigen zwaard:<br />
dat is de laatste bliksemstraal <strong>van</strong> het onweer. Agnar volgt Roodspeer<br />
op in de landen waar deze koning was. Agnar, die eens den regen had<br />
gegeven als een verfrisschenden drank, is hier nevengestalte <strong>van</strong> Wodan,<br />
zon. Aan hem geeft Wodan de heerschappij voor zeer langen tijd.<br />
Die lange tijd is de zomer, waarin de zon en de warmte heersenen. Reeds<br />
roept Wodan de goden op om het oogstfeest te gaan vieren.<br />
© Het <strong>Germaans</strong> <strong>Genootschap</strong>, Wintermaand 2010 Pag. 123/135