“De verhaalbaarheid van advocatenhonoraria” - E-thesis
“De verhaalbaarheid van advocatenhonoraria” - E-thesis
“De verhaalbaarheid van advocatenhonoraria” - E-thesis
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
complexer is dan de andere 382 . Gezien het feit dat de wet niet spreekt over ‘verhogen’ noch<br />
over ‘verlagen’, zijn de beide mogelijk volgens VAN DROOGHENBROECK en DE<br />
CONINCK 383 . Zij merken daarenboven op dat deze factor eigenlijk een praktijk in de wet<br />
ingeschreven heeft die zich vroeger voordeed, onder het stelsel <strong>van</strong> het K.B. <strong>van</strong> 30 november<br />
1970; nl. een aanvullende procedure tot schadevergoeding voor de geleden kosten die niet<br />
gedekt werden door de vroegere rechtsplegingsvergoeding. Aldus zou de rechter nu kunnen<br />
rekening houden met bijkomende kosten, en die onder de noemer ‘complexiteit <strong>van</strong> de zaak’<br />
brengen, om op die manier toch een zo volledig mogelijke schadeloosstelling toe te kennen.<br />
Bij de procedure voorzien in artikel 1340 Ger.W. (summiere rechtspleging) zal eveneens in<br />
het kader <strong>van</strong> de niet-complexiteit <strong>van</strong> de zaak, besloten worden tot een<br />
minimumvergoeding 384 .<br />
b.3 de contractueel bepaalde vergoedingen 385<br />
127. Een volgende criterium waarmee de rechter in zijn beoordeling rekening kan houden om<br />
de RPV aan te passen, is de aanwezigheid <strong>van</strong> contractueel bepaalde vergoedingen zoals daar<br />
bv. zijn de schadebedingen. Daar stelt zich echter een fundamenteel probleem: artikel 1023<br />
Ger.W. verzet er zich tegen dat een dergelijk beding de schuldvordering voor gerechtelijke<br />
invorderingskosten verhoogt. Het Hof <strong>van</strong> Cassatie heeft dit artikel dan ook ruim<br />
geïnterpreteerd in het arrest <strong>van</strong> 7 april 1995;<br />
“Dat die wetsbepaling eraan in de weg staat dat de partijen overeenkomen dat het<br />
bedrag <strong>van</strong> de schuldvordering wordt verhoogd met het ereloon dat aan een advocaat<br />
verschuldigd is voor het voeren <strong>van</strong> een rechtspleging ter invordering <strong>van</strong> het<br />
verschuldigde bedrag (…)” 386<br />
128. Een dergelijk beding lijkt dan ook niet bedoeld om de gerechtelijke invorderingskosten<br />
te dekken, ook al spoort het wel met de gangbare praktijk; ‘de meeste rechtscolleges gaan er<br />
bij hun beoordeling immers <strong>van</strong>uit dat een klassiek schadebeding ook dient om de advocaat –<br />
382<br />
H. LAMON, ‘Verhaalbaarheid advocatenkosten. Wet <strong>van</strong> 21 april 2007’, JW 2007, afl. 163, 439.<br />
383<br />
J.-F. VAN DROOGHENBROECK en B. DE CONINCK, ‘La loi du 21 avril 2007 sur la répétibilité des frais<br />
et honoraires d’avocat’, JT 2008, afl. 6295, 45.<br />
384<br />
Artikel 5 Koninklijk Besluit tot vaststelling <strong>van</strong> het tarief <strong>van</strong> de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel<br />
1022 <strong>van</strong> het Gerechtelijk Wetboek en tot vaststelling <strong>van</strong> de datum <strong>van</strong> inwerkingtreding <strong>van</strong> de artikelen 1 tot<br />
13 <strong>van</strong> de wet <strong>van</strong> 21 april 2007 betreffende de <strong>verhaalbaarheid</strong> <strong>van</strong> de erelonen en de kosten verbonden aan de<br />
bijstand <strong>van</strong> de advocaat, BS 9 november 2007 (ed. 2), 56834.<br />
385<br />
Dit zijn de vergoedingen die ten goede komen aan de in het gelijk gestelde partij.<br />
386<br />
Cass. 7 april 1995, Arr. Cass. 1995, 390, Bull. 1995, 403, P&B 1996, 73, Pas. 1995, I, 403, R. Cass. 1996, 16<br />
met noot K. BROECKX, ‘Het verhogingsbeding m.b.t. advocatenhonoraria: een eerste duidelijk cassatiearrest<br />
omtrent de draagwijdte <strong>van</strong> artikel 1023 Ger.W.’, RW 1995-96, 188 met noot A. VAN OEVELEN, ‘De<br />
ongeldigheid <strong>van</strong> het beding tot verhoging <strong>van</strong> de schuldvordering ingeval deze in rechte wordt opgeëist en de<br />
toepassing er<strong>van</strong> op de invordering <strong>van</strong> advocatenhonoraria’, TRD&I 1995, 669.<br />
101