“De verhaalbaarheid van advocatenhonoraria” - E-thesis
“De verhaalbaarheid van advocatenhonoraria” - E-thesis
“De verhaalbaarheid van advocatenhonoraria” - E-thesis
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
onheus behandeld ten opzichte <strong>van</strong> zij die wel konden genieten <strong>van</strong> een zekere<br />
terugvorderbaarheid.<br />
Daarenboven is het belangrijk te weten dat deze discriminatie verder ging dan prima facie<br />
gedacht. Het grondwettelijk gebetonneerde non-discriminatiebeginsel wordt bovendien op<br />
Europees vlak gewaarborgd door artikel 14 EVRM. Ten aanzien <strong>van</strong> artikel 6 moet niet<br />
aangetoond worden dat de gemeenrechtelijke regel ten opzichte <strong>van</strong> de wet <strong>van</strong> 2 augustus<br />
2002 strijdig was met het EVRM maar volstond het dat de toegang tot de rechter en de<br />
rechtsbescherming op een discriminerende manier werd aangepakt. Zoals in de inleidende<br />
beschouwingen <strong>van</strong> dit werkstuk reeds aan bod is gekomen, vertolkt artikel 6 EVRM ook nu<br />
nog één <strong>van</strong> de meest cruciale grondrechten die er zijn op grond <strong>van</strong> het EVRM. Secundair<br />
zou men zelfs verder kunnen gaan door te stellen dat de toen geldende gemeenrechtelijke<br />
regel op zich reeds gevaarlijk dicht bij het spanningsveld <strong>van</strong> artikel 6 EVRM kwam.<br />
Gevolg <strong>van</strong> dit alles was dat eenieder die een geding won, en de door hem betaalde<br />
advocatenkosten door de beperkingen <strong>van</strong> de wet <strong>van</strong> 2 augustus 2002 niet ten laste kon<br />
leggen <strong>van</strong> de verliezende partij, deze in principe kon terugvorderen <strong>van</strong> de Belgische<br />
Staat 121 . In se was het de niet-grondwetconforme implicatie <strong>van</strong> de richtlijn die de<br />
aansprakelijkheid <strong>van</strong> de Belgische Staat deed ontstaan.<br />
Afdeling 2.3 Het arrest <strong>van</strong> het Hof <strong>van</strong> Cassatie <strong>van</strong> 2 september 2004<br />
a. Kort: de feiten<br />
39. Aan de orde was een arrest <strong>van</strong> het Hof <strong>van</strong> beroep te Luik dat zich geconfronteerd zag<br />
met een contractuele vordering voortvloeiende uit een bouwgeschil. Enkele vervelende<br />
complicaties hadden plaats gevonden waardoor een gebouw barsten had opgelopen. Vraag die<br />
meteen rijst inzake het (buitencontractueel) aansprakelijkheidsrecht heeft te maken met de<br />
121 Vgl. In zijn arrest Francovich (1991) heeft het Hof het beginsel neergelegd <strong>van</strong> de aansprakelijkheid <strong>van</strong> de<br />
staat voor schade die particulieren lijden als gevolg <strong>van</strong> schendingen <strong>van</strong> het gemeenschapsrecht, dat de<br />
verplichting tot schadevergoeding meebrengt. In het arrest in de zaak Brasserie du pêcheur en Factortame (1996)<br />
is dit beginsel nader bepaald en uitgebreid tot alle gevallen <strong>van</strong> schending en tot alle overheidsorganen die het<br />
gemeenschapsrecht hebben geschonden. Nadien heeft het Hof in de zaak Dillenkofer (1996), die betrekking had<br />
op een richtlijn die strekte tot bescherming <strong>van</strong> toeristen die pakketreizen kopen, verklaard dat de niet-omzetting<br />
<strong>van</strong> de betrokken richtlijn een voldoende gekwalificeerde schending <strong>van</strong> het gemeenschapsrecht was, die voor de<br />
staat de verplichting deed ontstaan de door dit verzuim benadeelde consumenten schadeloos te stellen. Zie<br />
http://curia.europa.eu/.<br />
39