“De verhaalbaarheid van advocatenhonoraria” - E-thesis
“De verhaalbaarheid van advocatenhonoraria” - E-thesis
“De verhaalbaarheid van advocatenhonoraria” - E-thesis
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Hoofdstuk 3: De wet <strong>van</strong> 21 april 2007<br />
Afdeling 3.1 Totstandkoming <strong>van</strong> de wet<br />
104. Meer dan 10 jaar terug waren al enkele pioniers de mening toegedaan dat de<br />
<strong>verhaalbaarheid</strong> een wettelijke grondslag verdiende. De meest in het oog springende<br />
voorstellen worden hieronder kort belicht. Toch hebben zij uiteindelijke elke parlementaire<br />
behandeling mislopen, en was het wachten tot 2007 om een echte doorbraak te kunnen<br />
waarnemen wat betreft deze wettelijke grondslag.<br />
§ 1 Het Grondwettelijk Hof, een constitutioneel onhoudbare praktijk?<br />
a. arrest <strong>van</strong> 19 april 2006<br />
105. Bij dit alles mag uiteraard het belang <strong>van</strong> de rechtspraak <strong>van</strong> het Grondwettelijk Hof niet<br />
over het hoofd worden gezien. Het is wel degelijk een aantal uitspraken <strong>van</strong> dit Hof die de<br />
wetgever herhaaldelijk heeft aangezet tot handelen.<br />
Zo was dit ook het geval in het recent arrest <strong>van</strong> 19 april 2006 302 . In dit arrest wordt de<br />
volgende vraag gesteld:<br />
“Worden de artikelen 10 en 11 <strong>van</strong> de Grondwet geschonden doordat, op het vlak <strong>van</strong> de<br />
burgerlijke aansprakelijkheid, artikel 1382 <strong>van</strong> het Burgerlijk Wetboek de eiser toestaat bij<br />
zijn vergoedbare schade de honoraria en kosten <strong>van</strong> zijn advocaat te rekenen (…) terwijl een<br />
verweerder bij een rechtsvordering die tegen hem is ingesteld op grond <strong>van</strong> hetzelfde artikel<br />
1382 <strong>van</strong> het Burgerlijk Wetboek en die niet gegrond is verklaard, om te worden vergoed voor<br />
de honoraria en kosten <strong>van</strong> zijn advocaat, die door hem zijn aangegaan en die het gevolg zijn<br />
<strong>van</strong> het complexe karakter <strong>van</strong> het geding (…), moet aantonen dat het feit de procedure te<br />
hebben ingesteld, voor de eiser een fout is (…)?”.<br />
Aldus stelt het Hof vast dat er geen wetgevende bepalingen zijn die toelaten dat het<br />
honorarium en de kosten <strong>van</strong> een advocaat ten laste worden gelegd <strong>van</strong> de eisende partij of<br />
<strong>van</strong> de burgerlijke partij, die in het ongelijk worden gesteld bij een burgerlijke<br />
aansprakelijkheidsvordering. Het Hof gaat echter verder dan vaststellen dat dit een<br />
fundamentele schending inhoudt <strong>van</strong> de artikelen 10 en 11 <strong>van</strong> de Grondwet.<br />
Grensoverschrijdend kijkend, stelt het Hof vast dat ook artikel 6 EVRM geschonden wordt<br />
door deze situatie. ‘Ook al zijn de verschillen in behandeling tussen eiser en verweerder<br />
302 GwH. 19 april 2006, APM 2006, afl. 5, 88, AA 2006, afl. 2, 57, Juristenkrant 2006, afl. 128, 13, JT 2006, afl.<br />
6222, 285 met noot B. DE CONINCK, ‘La répétibilité des frais et honoraires d’avocat: une affaire d’Etat!’,<br />
JLMB 2006, afl. 17, 721, JW 2006, afl. 142, 406, RABG 2006, afl. 11, 847 met noot, RW 2005-06, afl. 41, 1614<br />
met noot, RW 2006-07, afl. 25, 1059, TBP 2007, afl. 6, 376, P&B 2006, afl. 3-4, 98.<br />
81