Cultuurbeleid in Nederland - OCW - 2002
Cultuurbeleid in Nederland - OCW - 2002
Cultuurbeleid in Nederland - OCW - 2002
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
KUNSTEN<br />
beroep op het gemeenschapsbelang tot de overheid, <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie de lokale.<br />
Een zwaarwegend motief voor de stadsbesturen om subsidie te verstrekken, was<br />
van economische aard. Instandhoud<strong>in</strong>g van een stedelijk orkest bond de elite aan<br />
de stad en verhoogde de aantrekkelijkheid als plaats van vestig<strong>in</strong>g. Ook opvoedende<br />
overweg<strong>in</strong>gen speelden een rol. Aan toonkunst werd een beschavende<br />
werk<strong>in</strong>g toegeschreven; met het verstrekken van subsidies wilden de stadsbesturen<br />
een bijdrage leveren aan de muzikale ontwikkel<strong>in</strong>g van het volk.<br />
In 1906 wendde het Concertgebouworkest zich als eerste symfonieorkest met<br />
een subsidieverzoek tot de rijksoverheid. Met we<strong>in</strong>ig succes; de verantwoordelijke<br />
m<strong>in</strong>ister stelde dat ‘de hevige concurrentie tussen muzieklichamen <strong>in</strong> ons land<br />
het uittrekken van subsidie ten behoeven van één dezer allerm<strong>in</strong>st wenschelijk<br />
maakt’. De bew<strong>in</strong>dsman vreesde dat bij <strong>in</strong>willig<strong>in</strong>g van het verzoek subsidiër<strong>in</strong>g<br />
van andere orkesten niet kon uitblijven; de toestand van de schatkist liet dergelijke<br />
uitgaven niet toe. Pas <strong>in</strong> 1918 werd een bedrag van 6 9.000 gereserveerd voor<br />
de subsidiër<strong>in</strong>g van symfonische muziek. Een commissie adviseerde de m<strong>in</strong>ister<br />
om de subsidie te bestemmen voor orkesten ‘van goeden omvang, welker werk<strong>in</strong>g<br />
uitsluitend gericht is op het ten gehore brengen van eerste klas muziek’. Vier<br />
orkesten voldeden aan dit criterium: het Concertgebouworkest, het Residentie<br />
Orkest, het Utrechtsch Stedelijk Orkest en de Arnhemse Orkestvereenig<strong>in</strong>g. De<br />
subsidiër<strong>in</strong>g werd mede afhankelijk gesteld van de f<strong>in</strong>anciële bijdrage van de<br />
lagere overheden, een eis die tot ver <strong>in</strong> de jaren zeventig gehandhaafd zou<br />
blijven.<br />
Op de begrot<strong>in</strong>g van 1931 werd voor het eerst s<strong>in</strong>ds tien jaar een verhog<strong>in</strong>g van<br />
het orkestenbudget voorgesteld. Op dat moment waren er acht orkesten die door<br />
Rijk, prov<strong>in</strong>cie en gemeente werden gesubsidieerd. Een belangrijk argument om<br />
de orkestsubsidies te verhogen was dat de rijkssteun was achtergebleven bij die<br />
van de lagere overheden.<br />
Er bestond nog een overweg<strong>in</strong>g om de orkesten te ondersteunen. Zoals al<br />
eerder is aangegeven, leefde er <strong>in</strong> de jaren dertig onder een aanzienlijk deel van<br />
de parlementariërs de angst dat <strong>Nederland</strong> overspoeld zou worden door producten<br />
van de Amerikaanse massacultuur. Een aantal kamerleden bleek van men<strong>in</strong>g<br />
dat ‘<strong>in</strong> deze tijden van doordr<strong>in</strong>gen van negercultuur op muziekgebied (...) steun<br />
aan hoogere kunst’ hoognodig was. Hoewel de m<strong>in</strong>ister van OK&W <strong>in</strong> eerste<br />
<strong>in</strong>stantie voornemens was om de subsidieverhog<strong>in</strong>g te beperken tot de orkesten<br />
uit de grote steden, kwam het extra geld op aandrang van de Tweede Kamer aan<br />
alle al gesubsidieerde orkesten ten goede.<br />
Tijdens de Duitse bezett<strong>in</strong>g groeide het budget voor de orkesten substantieel.<br />
De eerste naoorlogse m<strong>in</strong>ister knoopte met zijn begrot<strong>in</strong>g aan bij die van de<br />
193