Cultuurbeleid in Nederland - OCW - 2002
Cultuurbeleid in Nederland - OCW - 2002
Cultuurbeleid in Nederland - OCW - 2002
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
CULTUURBELEID IN NEDERLAND<br />
bezetter; hij reserveerde voor de orkesten een bedrag van bijna 6 1,4 miljoen. In<br />
de daarop volgende jaren werd <strong>in</strong> het parlement bij voortdur<strong>in</strong>g gepleit voor een<br />
regionale spreid<strong>in</strong>g van de orkesten. Resultaat bleef niet uit: het aantal orkesten<br />
nam explosief toe. In 1976 telde <strong>Nederland</strong> 21 professionele orkesten – <strong>in</strong>clusief<br />
de omroeporkesten – waaraan circa 1.550 musici <strong>in</strong> fulltime dienstverband waren<br />
verbonden. Elke prov<strong>in</strong>cie, met uitzonder<strong>in</strong>g van Drenthe en Zeeland, beschikte<br />
over een eigen orkest.<br />
E<strong>in</strong>d jaren zestig groeide de kritiek op het muziekbestel. In brede kr<strong>in</strong>g klonk<br />
het geluid dat de orkesten over een onevenredig groot deel van het muziekbudget<br />
beschikten – <strong>in</strong> 1946 was dat 94 procent van de rijksbegrot<strong>in</strong>g voor muziek, <strong>in</strong><br />
1966 nog altijd 81 procent. Ook artistieke overweg<strong>in</strong>gen voedden de onvrede. Er<br />
werd op gewezen dat het symfonische repertoire voor het grootste deel bestond<br />
uit muziek uit de periode van voor 1850. Aan nieuwe ontwikkel<strong>in</strong>gen werd<br />
we<strong>in</strong>ig aandacht besteed; werk van contempora<strong>in</strong>e <strong>Nederland</strong>se componisten<br />
werd door de gesubsidieerde orkesten nauwelijks uitgevoerd. Daarnaast werd<br />
geconstateerd dat de bezoekersaantallen voor de symfonische muziek afnamen.<br />
De jazz en wat later de popmuziek trokken daarentegen massale publieke belangstell<strong>in</strong>g,<br />
maar werden niet gesubsidieerd. Het zijn argumenten die tot ver <strong>in</strong> de<br />
jaren tachtig de discussies over het <strong>Nederland</strong>se muziekbeleid zouden bepalen.<br />
Mede op aandrang van de Tweede Kamer presenteerde de m<strong>in</strong>ister van CRM <strong>in</strong><br />
1967 een nota over het muziekbeleid. De Nota Orkestenbestel was de eerste <strong>in</strong> een<br />
rij saner<strong>in</strong>gsplannen. Uitgangspunt was dat op de uitgaven voor de orkesten<br />
bezu<strong>in</strong>igd moest worden om middelen vrij te maken voor andere muziekvormen<br />
als kamermuziek, jazz en popmuziek. Opheff<strong>in</strong>g van een aantal regionale en<br />
taakverbred<strong>in</strong>g voor enkele overblijvende orkesten alsmede herzien<strong>in</strong>g van de<br />
subsidierelatie tussen Rijk, prov<strong>in</strong>cie en gemeente waren de trefwoorden <strong>in</strong> de<br />
nota.<br />
Deze en ook latere saner<strong>in</strong>gsplannen vonden <strong>in</strong> de ogen van de Tweede Kamer<br />
geen genade. De voorstellen g<strong>in</strong>gen voorbij aan de functie van de regionale<br />
orkesten voor de prov<strong>in</strong>cies. De prov<strong>in</strong>ciale orkesten zijn diep geworteld <strong>in</strong> hun<br />
eigen omgev<strong>in</strong>g en hebben alleen al om die reden voldoende bestaansrecht, was<br />
een veel verkondigd standpunt. In november 1982 maakte het M<strong>in</strong>isterie van CRM<br />
plaats voor het M<strong>in</strong>isterie van WVC. Kort na zijn aantreden presenteerde m<strong>in</strong>ister<br />
Br<strong>in</strong>kman een muziekbegrot<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong> door fusie van een aantal regionale<br />
orkesten een bedrag van 6 1 miljoen werd bezu<strong>in</strong>igd. De Tweede Kamer wees de<br />
voorstellen af en vroeg de m<strong>in</strong>ister voor dit vraagstuk een apart adviescollege <strong>in</strong><br />
te stellen. De Landelijke Werkgroep Orkestenbestel koos niet voor m<strong>in</strong>der maar<br />
voor kle<strong>in</strong>ere orkesten, variërend van 48 tot 69 formatieplaatsen. Als een relatief<br />
194