Chronische zorgbehoeften bij personen met een NAH - KCE
Chronische zorgbehoeften bij personen met een NAH - KCE
Chronische zorgbehoeften bij personen met een NAH - KCE
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>KCE</strong> reports 51 <strong>NAH</strong> 193<br />
8.5.3 Problemen in instellingen<br />
• Jonge <strong>personen</strong> in RVT/MRS: niet ideaal<br />
Zowel zorgverleners als gebruikers (zie hoofdstuk 7) vinden de opvang in<br />
bejaardeninstellingen niet ideaal voor de leeftijdsgroep 18-65 jaar omwille van het<br />
leeftijdsverschil <strong>met</strong> de gemiddelde RVT/MRS-bewoner. Een groot aantal <strong>NAH</strong>-<strong>personen</strong><br />
worden ondanks hun jonge leeftijd <strong>bij</strong> gebrek aan alternatief noodgedwongen doorverwezen<br />
naar <strong>een</strong> rust- en verzorgingstehuis (RVT/MRS) gericht op ouderenzorg waar ze versnipperd<br />
zitten tussen <strong>een</strong> hoogbejaarde populatie. RVT/MRS kunnen onvoldoende tegemoet komen<br />
aan de specifieke zorgvragen van de <strong>NAH</strong>-doelgroep. De personeelsomkadering en<br />
personeelopleiding is gericht op verzorging van bejaarden; bovendien is er de hoge financiële<br />
drempel (zie hoger). Dit probleem werd ook duidelijk naar voren gebracht in de<br />
internationale literatuur (zie hoofdstuk 6).<br />
• Verschillen in personeelsbezetting<br />
<strong>NAH</strong> <strong>personen</strong> tussen 18-65 jaar komen terecht in Gehandicaptenvoorzieningen en<br />
RVT/MRS, en in beperkte mate in psychiatrische instellingen. Er zijn vermoedens dat er ook<br />
<strong>een</strong> aantal <strong>personen</strong> uit de doelgroep langdurig circuleren in Sp-diensten (zie hoofdstuk 5).<br />
Opvallend is het verschil in personeelsbezetting tussen deze verschillende sectoren. Uit<br />
enquête zorgverleners deel 2 blijkt dat RVT/MRS zich gemiddeld minder competent voelen<br />
dan de VAPH instellingen in de opvang van <strong>NAH</strong>-<strong>personen</strong> uit de doelgroep (zie hoofdstuk<br />
4). De personeelsbezetting kan -naast andere- één van de verklarende factoren zijn. Gezien<br />
de specificiteit van de doelgroep, dient voldoende personeel beschikbaar zijn. Precieze cijfers<br />
omtrent noodzakelijke personeelsomkadering worden in de literatuur niet aangetroffen.<br />
• Verschillen in kostprijs voor bewoner en overheden.<br />
De kostprijs voor de bewoner, maar ook voor de verschillende overheden is sterk<br />
verschillend tussen de verschillende zorginstellingen (zie hoofdstuk 5). De prijs voor<br />
bewoner/overheid bedraagt <strong>bij</strong> benadering (en zonder specifieke details, supplementen... in<br />
aanmerking te nemen) het volgende (bewoner respectievelijk overheid; Euro per dag): voor<br />
Sp-diensten 17 resp. 194 Euro; voor PVT’s 26 resp. 83 Euro; voor VAPH nursingtehuizen 28<br />
resp.132 Euro; voor RVT/MRS 34 resp. 39 Euro. Het is uiteraard moeilijk te verantwoorden<br />
dat <strong>NAH</strong>-<strong>personen</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong>zelfde zorgprofiel <strong>een</strong> andere prijs dienen te betalen naargelang<br />
de instelling waar ze terecht komen. Voor de zorggebruiker liggen de persoonlijke uitgaven<br />
<strong>bij</strong> verblijf in <strong>een</strong> RVT/MRS naar schatting 2200 Euro/jaar hoger in vergelijking <strong>met</strong> <strong>een</strong><br />
verblijf in de gehandicaptensector.<br />
• Vraag naar competentie, maar tegelijk evenwichtige “case-mix”.<br />
VAPH neemt meer <strong>NAH</strong>-<strong>personen</strong> op dan AWIPH: 6% versus 3% van het patiëntenbestand.<br />
Sommige VAPH instellingen hebben zich gespecialiseerd in zorgverlening voor <strong>NAH</strong><strong>personen</strong><br />
(zie hoofdstuk 5). Algem<strong>een</strong> gesteld dienen zorginstellingen voldoende<br />
competentie te (kunnen) ontwikkelen om aan de bewoners die onder hun hoede vallen<br />
kwaliteit van zorg te kunnen garanderen. Dit vraagt logischerwijs de nodige ervaring <strong>met</strong> de<br />
betreffende problematiek, en dus ook de nodige “concentratie” van bewoners <strong>met</strong> éénzelfde<br />
soort problematiek in de instelling. Op basis hiervan kan gesteld worden dat specifieke<br />
initiatieven voor de doelgroep <strong>NAH</strong> noodzakelijk zijn. Anderzijds werd vanuit de<br />
zorginstellingen (<strong>bij</strong> de kwalitatieve bevraging van zorgtrajecten) maar ook vanuit de<br />
patiëntenverenigingen gevraagd naar voldoende “case-mix” of vermenging van verschillende<br />
doelgroepen. Er dient dus gestreefd te worden naar <strong>een</strong> evenwicht tussen enerzijds<br />
doelgroepspecifieke initiatieven en anderzijds niet-doelgroepspecifieke initiatieven waar<br />
desondanks <strong>personen</strong> uit de <strong>NAH</strong>-doelgroep ook op voldoende aandacht kunnen rekenen.