Dromen - Jeugdboekenweek
Dromen - Jeugdboekenweek
Dromen - Jeugdboekenweek
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Gedicht 1<br />
‘Berceuse Nr. 2’<br />
Paul van Ostaijen<br />
Uit: Verzameld werk<br />
Bert Bakker, 1981, p. 486<br />
Over de auteur<br />
Paul van Ostaijen (1896-1928) was stadsbeambte in Antwerpen maar<br />
week uit naar Berlijn. Terug in Antwerpen werd hij verkoper in een<br />
boekhandel en nadien kunsthandelaar in Brussel. Hij was de sterkste<br />
persoonlijkheid in het Vlaamse expressionisme en een van de<br />
belangrijkste Europese dichters van zijn tijd. Zijn invloed op de<br />
experimentele poëzie in Nederland en Vlaanderen is bijzonder groot.<br />
Werken met het gedicht<br />
Voor het lezen<br />
elke doos zit een deurtje. Op een van de zijkanten kleven de kinderen het<br />
gedicht. Later tonen zij hun doos terwijl ze het gedicht voordragen met<br />
de specifieke stem van de figuur in hun doos.<br />
De kinderen verzinnen een mogelijke droom die hun figuur zou kunnen<br />
dromen als het deurtje dicht is. Ze vertellen de dromen aan elkaar. Je<br />
kiest enkele dromen uit die je samenvat in een nieuw gedicht.<br />
Het originele gedicht staat daarbij model. Let vooral op ritme en klank,<br />
bijvoorbeeld:<br />
Droom van een beer<br />
droom van iets zachts<br />
droom van iets zachts als een beer<br />
Berebeer<br />
Lekker zacht<br />
Zacht in een dozeke<br />
doe de deur dicht van de doos<br />
de beer slaapt zacht sssstttt<br />
In een grote ruimte (gymzaal) bewegen de kinderen als verschillende<br />
figuren: een reus, een dwerg, een gevaarlijke dinosaurus, een zwevend<br />
engeltje, een zeemeermin onder water, een zwerver,…<br />
Je toont hun telkens eerst een prent van de figuur, bijvoorbeeld de reus,<br />
en je bespreekt de speciale kenmerken van die figuur. De kinderen<br />
verspreiden zich in de ruimte en maken een standbeeld van die figuur,<br />
alsof ze in het wassenbeeldenmuseum zijn. Als je het licht uitknipt is het<br />
nacht en dan komen die beelden in beweging. Geef elk kind de nodige<br />
aandacht en stuur hen indien nodig met concrete opdrachten,<br />
bijvoorbeeld: ‘Hoe stapt de reus door het bos, traag of snel? Is zijn hoofd<br />
licht of zwaar? Welke geluiden maakt hij?’<br />
Specifieke muziek, bijvoorbeeld een zware ritmische dreunslag voor de<br />
reus, stimuleert de bewegingsfase.<br />
Elke figuur laat je eindigen met ‘gaan slapen’. Ook bij het slapen moeten<br />
de verschillen heel duidelijk zijn, een dinosaurus gaat anders slapen dan<br />
een lief engeltje.<br />
Dan knip je het licht weer aan en is het dag.<br />
Het gedicht<br />
Telkens wanneer je het licht weer aanknipt en de figuren dus slapen, kun<br />
je het gedicht voorlezen. Dit voorlezen kun je neutraal doen of met de<br />
stem die bij de figuur hoort.<br />
Praat met de kinderen over de betekenis van de titel. Lees het gedicht zo<br />
voor dat de kinderen de betekenis van de titel kunnen raden.<br />
Vraag aan de kinderen:<br />
Krijg jij nog een slaapliedje te horen als het bedtijd is?<br />
Voor wie worden slaapliedjes gezongen?<br />
Wat is de bedoeling van een slaapliedje?<br />
Ken je nog andere slaapliedjes?<br />
Doen jouw ouders ook iets met je voor je slapen gaat?<br />
Wat doe jij het liefst vlak voor je gaat slapen?<br />
Verwerking<br />
De kinderen knutselen een doos waarin een figuur kan slapen. Aan de<br />
doos is goed te zien wie erin slaapt (kleur, vorm, grootte, materiaal). In<br />
52 – Tweede en derde leerjaar