Dromen - Jeugdboekenweek
Dromen - Jeugdboekenweek
Dromen - Jeugdboekenweek
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Op de woorden uit de woordenrijen zoeken ze rijmwoorden.<br />
In vijf zakken zitten woordkaartjes: een zak met personages, een zak met<br />
werkwoorden, een zak met plaatsen, een zak met tijdstippen, een zak<br />
met gevoelens. Al de kinderen nemen uit elke zak een kaartje. Met de vijf<br />
kaartjes gaan ze aan de slag om een verhaal te vertellen dat even mooi is<br />
als dat van Frederick.<br />
Je kunt deze oefening ook doen in groepjes van vijf. In dat geval neemt<br />
ieder kind uit de groep een kaartje uit een andere zak.<br />
Je kunt ook aan telkens vijf kinderen dezelfde kaartjes geven. De eerste<br />
begint met het personage te beschrijven, de volgende begint bij het<br />
werkwoord enz. Laat de kinderen hun verhalen vergelijken.<br />
In het tweede leerjaar kunnen de kinderen het verhaal ook tekenen in<br />
stripvorm en er telkens een zinnetje onder schrijven.<br />
In beide klassen is het goed eerst samen te oefenen om iedereen op weg<br />
te helpen.<br />
Nadat scène per scène begeleid is, kunnen de kinderen het ganse stuk<br />
spelen. Het is leuk wanneer telkens een deel van de klas speelt terwijl de<br />
anderen toeschouwer zijn.<br />
Andere boeken van Leo Lionni<br />
Ieder diertje zijn pleziertje, Ankh-Hermes, 1990<br />
De droom van Mathijs, Ankh-Hermes, 1990<br />
Blauwtje en Geeltje, Ankh-Hermes, 1991<br />
Muizen van jewelste, Ankh-Hermes, 1991<br />
Een druk jaar, Ankh-Hermes, 1992<br />
Pezzettino, Ankh-Hermes, 1993<br />
Een bijzonder ei, Ankh-Hermes, 1994<br />
Woordschilderijen<br />
Sommige woorden kun je schrijven in de vorm van hoe datgene wat het<br />
woord voorstelt er echt uitziet. ‘Zee’ kun je bijvoorbeeld in golfjes<br />
schrijven.<br />
Je kunt eerst het woord laten tekenen en dan het woord er zo dikwijls<br />
mogelijk inschrijven.<br />
Een beweging kan ook met woorden getekend worden. Je begint<br />
bijvoorbeeld met: ‘Ik ben een regendruppel.’ In de tweede zin, ‘Ik val en<br />
spat uit elkaar’, schrijf je de woorden zoals een regendruppel over de<br />
ruit loopt, waarbij alle letters van ‘elkaar’ ook door elkaar spatten.<br />
Dramatiseren<br />
Om dit verhaal te dramatiseren is het nodig dat de kinderen eerst<br />
experimenteren in het spelen van een muis. Dit kun je leiden door<br />
kleine opdrachtjes die zij ter plekke uitvoeren: ‘Hoe loopt een muis?<br />
Hoe eet ze? Hoe slaapt ze? Hoe zoekt ze eten? Wat doet ze met haar<br />
pootjes? En haar snuit? Hoort ze goed? Is ze snel?’<br />
Kleine, zelfgemaakte attributen zijn dankbare hulpmiddelen: een lange<br />
staart, muizenoren, een spitse snuit, stukjes kaas...<br />
Het verhaal speelt zich af op twee locaties: rondom de weide buiten en<br />
binnen in de schuilplaats. Met doeken en eenvoudige attributen (dozen,<br />
koord...) kun je twee decors bouwen in je klas.<br />
Je splitst het verhaal vooraf op in scènes, zo heb je zelf een goed<br />
overzicht op het verhaal en kun je de kinderen scène per scène<br />
begeleiden:<br />
1. De muizen spelen in de wei bij de muur.<br />
2. De winter komt eraan, ze krijgen het koud en spelen minder.<br />
3. Ze verzamelen eten voor in de winter en brengen het naar binnen.<br />
4. Frederick verzamelt zonnestralen.<br />
5. Frederick verzamelt kleuren.<br />
6. Frederick verzamelt woorden.<br />
7. Het is winter, de muizen zitten binnen. Ze eten, spelen en hebben<br />
plezier.<br />
8. Al het eten is op, de muizen krijgen het koud.<br />
9. Frederick vertelt over de zonnestralen, de kleuren en maakt met de<br />
woorden een gedicht.<br />
10. Iedereen is blij en ze feesten.<br />
Binnen dit strakke, maar veilige kader kun je de kinderen de vrijheid<br />
geven in spel en tekst. Prikkel hun fantasie door korte opdrachtjes en<br />
vermijd het afdreunen van vaste teksten.<br />
Tweede en derde leerjaar – 69