13.03.2014 Views

Dromen - Jeugdboekenweek

Dromen - Jeugdboekenweek

Dromen - Jeugdboekenweek

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Gedicht 4<br />

‘Als het kan’<br />

Lómë<br />

Uit: Spiegels<br />

Clavis, 1998, p. 49<br />

Over de auteur<br />

Lómë (1981) stamt uit een gemengd huwelijk en is thuis Franstalig. Na<br />

haar humaniorastudies (moderne talen) gaf ze haar hogere studies op<br />

omdat ze enkele jaren studeren niet meer zag zitten. Ze hoopt een<br />

diploma te behalen in de gehandicaptenzorg en droomt ervan een baan<br />

te vinden in het buitenland.<br />

Ze debuteerde op zeventienjarige leeftijd met deze bundel. Nadien werd<br />

niets meer uitgegeven, maar er ligt ongepubliceerd werk klaar voor een<br />

geïnteresseerde uitgever.<br />

Over het boek<br />

Deze bundel is een opmerkelijk debuut van een zeventienjarige. Lómë<br />

schreef deze gedichten toen ze vijftien was. Met rake, verrassende<br />

beelden dicht ze een wereld waarin zij het centrum is. Als kind uit een<br />

gemengd huwelijk leeft ze tussen twee culturen, met speelse woorden<br />

uit ze haar gevoelens daarover.<br />

Na het lezen<br />

Je bespreekt het gedicht inhoudelijk aan de hand van volgende vragen:<br />

Welk gevoel roept het gedicht bij jou op?<br />

Herken je er dingen in die jij ook zo voelt?<br />

Is de ik-figuur gelukkig?<br />

Is het een meisje of een jongen?<br />

Waarom wil ze/hij blijven dromen?<br />

Zie je een gelijkenis met ‘Ik vind het leuk...’?<br />

Heeft het ook iets met ‘twaalf worden’ te maken?<br />

Vertrekkend van de bepaling van Jacques Vos gaan de kinderen na hoe<br />

het gedicht er vormelijk uitziet. Woordschikking, eerste en laatste regels<br />

zijn gelijk. De auteur speelt met rijmwoorden op lucht. Hoe lees je ver<br />

lucht? Hoeveel betekenissen zitten erin?<br />

In groepen van twee of vier zoeken de kinderen een manier om het<br />

gedicht zo voor te lezen dat de sfeer maximaal tot zijn recht komt.<br />

Verwerking<br />

<strong>Dromen</strong> hebben vaak iets surrealistisch. Bij reproducties van Magritte en<br />

Dali kunnen de kinderen gepaste gedichten zoeken. Ze beschikken<br />

daartoe over verschillende poëziebundels.<br />

In gedichten gebruikt men vaak vergelijkingen. In dit gedicht zit er één.<br />

Werken met het gedicht<br />

Voor het lezen<br />

De leerkracht leest de informatie over de auteur. Dan volgt een gesprek<br />

over twaalf worden en over poëzie.<br />

Er wordt gevraagd wat twaalf worden voor hen betekent en er groeit een<br />

woordveld uit dat gesprek.<br />

Op het bord staat:<br />

Ik vind het leuk<br />

dat ik nog alles<br />

kan worden.<br />

Leuk,<br />

maar ook een beetje<br />

eng.<br />

Je vraagt aan de kinderen:<br />

Voel jij dat ook zo aan?<br />

Wat is er leuk?<br />

Wat eng?<br />

Is dit een gedicht?<br />

Zou je die woorden ook anders kunnen schikken en is het dan nog een<br />

gedicht?<br />

Lees je vaak gedichten?<br />

Is het een andere manier van lezen dan bij een verhaal?<br />

Kun je gedichten gebruiken om iets aan anderen te zeggen?<br />

Wat is het verschil tussen een gedicht en een verhaal?<br />

De leerkracht toont een poëziebundel en een leesboek, de kinderen<br />

geven de verschillen aan. Je leest de definitie van Jacques Vos over poëzie<br />

voor en bespreekt ze: ‘Poëtische teksten worden gekenmerkt door een<br />

herkenbare uiterlijke vorm en door de bijzondere manier waarop de taal<br />

(zinsbouw en woorden) wordt gebruikt. Daarnaast is er nog sprake van<br />

muzikaliteit: klank, metrum, ritme en rijm.’<br />

De kinderen lezen het gedicht stil.<br />

De kinderen doen een aantal schrijfoefeningen als voorbereiding om zelf<br />

poëzie te schrijven.<br />

Ze zoeken een persoon, op foto of tekening, die hen erg aanspreekt.<br />

Ze bestuderen ieder trekje, de kleding, de houding, de oogopslag, het<br />

karakter. Ze bedenken een reden waarom die persoon de foto op die<br />

plaats heeft laten maken. Ze kiezen een naam voor de persoon. Daarna<br />

maken ze metaforen die het karakter van de persoon verduidelijken.<br />

Ze kiezen daartoe een gebruiksvoorwerp als vertrekpunt, bijvoorbeeld:<br />

Als x een boot was… was zij een zeilboot met drie zeilen.<br />

Als x een kleur was… dan was ze wijnrood.<br />

Als x een voertuig was… dan was hij een Harley Davidson.<br />

Je bespreekt in welke zin de eigenschappen van de persoon in deze<br />

metaforen versterkt worden.<br />

Deze oefening kun je ook doen met de klasgenoten in de hoofdrol.<br />

Op het bord staat: ‘Een vogel is als een…’ De kinderen zoeken personen,<br />

dieren, planten, voorwerpen… en vergelijken die met iets anders. Daarna<br />

proberen ze te zeggen waarom ze die vergelijking maken: ‘Een vogel is<br />

als een... omdat...’<br />

Je herhaalt deze oefening, maar je laat het papier doorschuiven en een<br />

ander kind bedenkt een reden, een derde neemt een woord uit de vorige<br />

zinnen over en begint met een nieuwe vergelijking enz...<br />

Zelf poëzie schrijven: de kinderen denken aan een gevoel, een droom,<br />

een wens... die ze vaak hebben of zich goed herinneren. Ze moeten zich<br />

aan deze regels houden: net als in het gedicht, beginnen en eindigen<br />

met dezelfde regel; het moet in de ik-vorm geschreven zijn, er moet<br />

minstens één vergelijking in staan. De schikking is vrij.<br />

Om hen op gang te helpen, deze aanzetten: Soms ben ik als een…<br />

Dan…<br />

Maar…<br />

Dan…<br />

Zesde leerjaar – 101

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!