04.09.2013 Views

Untitled - Stichting Papua Erfgoed

Untitled - Stichting Papua Erfgoed

Untitled - Stichting Papua Erfgoed

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

om het effect van het leren bij dieren vast te stellen. Linton maakt melding<br />

van een proef met jonge katten, waarvan de helft buiten tegenwoordigheid<br />

van de moeder (en van katten in het algemeen) groot gebracht<br />

werd, terwijl de andere helft door de moeder werd verzorgd. Van de<br />

laatste bleek 85% op een leeftijd van vier maanden goede muizenvangers<br />

te zijn, van de eerste slechts 45%. 4 Leren speelt dus wel een rol, maar<br />

het gaat bijzonder vlot. Het steunt op een erfelijke aanleg, op erfelijke<br />

gedragspatronen, waarvan men bij de mens geen parallel vindt.<br />

De mens heeft iets anders; hij heeft een verbazingwekkend lange jeugd.<br />

De juveniele periode van het menselijk individu duurt ca. 12 jaar. Dat is bij<br />

geen enkel ander zoogdier het geval. Die periode dient om te leren. Ziet<br />

men toe hoe dat gaat, dan blijkt dat hij letterlijk alles leren moet en nergens<br />

steun vindt in erfelijk bepaalde gedragspatronen. Zelfs het rechtop<br />

lopen moet hij leren. Als men het hem met leren of althans voordoen zou,<br />

is het niet zeker dat hij inderdaad tot rechtop lopen komen zou. Er zijn<br />

nl. een paar gevallen bekend van door dieren, met name wolven, groot<br />

gebrachte kinderen, waarvan er één redelijk goed beschreven is. 5 Deze<br />

kinderen liepen niet; zij hadden geleerd zich met grote snelheid op handen<br />

en voeten voort te bewegen. Het gaat hier niet om een sprookje als<br />

dat van Romulus en Remus, maar om een hoogst uitzonderlijk gebeuren,<br />

dat de waarde heeft van een experiment. Het bewijst, dat zelfs het<br />

rechtop lopen geen gepreformeerd, erfelijk gedragspatroon is. Voor een<br />

succesvolle uitoefening van zijn levensfuncties is de mens dus in zeer bijzondere<br />

mate aangewezen op opvoeding. Die opvoeding kan effectief zijn,<br />

maar ze kan ook vol fouten zitten. Dat betekent, dat verschillen in<br />

wat wij begaafdheid noemen, in hoge mate het produkt zijn van de<br />

opvoeding en van toevallige omstandigheden, die tijdens het opgroeien<br />

invloed op het kind uitoefenen. Wij plegen begaafdheid af te meten aan<br />

intelligentie en wij verheugen ons in het feit, dat er methoden bestaan<br />

om intelligentie te meten. Zulk een meting levert een intelligentie-quotiënt<br />

(I Q) van een bepaalde waarde op. Het zal na het voorgaande duidelijk<br />

zijn, dat dit IQ niet de erfelijk bepaalde intelligentie aangeeft, maar<br />

de intelligentie zoals die zich als effect van opvoeding en verzorging bij<br />

het individu heeft ontwikkeld. De eigenlijke erfelijke aanleg blijft aan de<br />

waarneming onttrokken, omdat de onderzochte individuen altijd reeds<br />

op één of andere wijze zijn gesocialiseerd of geconditioneerd.<br />

Men heeft dit niet altijd ingezien. Jaren geleden dacht men in het IQ_<br />

een betrouwbare maatstaf te hebben voor de bepaling van de erfelijke<br />

J5

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!