Ethnographische Parallelen und Vergleiche - Centrostudirpinia.It

148
Die Masken.
Mund. Eine andere Öfthung als dieser Mund ist nicht vorhanden
und er liegt etwa in der Hohe der Augen des maskierten Individuums
und hierdurch sieht es. Die auf die Maske gemalten Augen befinden
sich viel höher als die des Menschen und dieser erscheint weit größer
als er wh-klich ist. — Der Pilu-Pilu ist von einem großen Barte um-
geben und überragt von einer riesigen Perrücke. Ein Federkleid
vervollständigt das Kostüm des Darstellers." Soweit Rochas.
Unter Pilu-Pilu versteht man sonst die nächtlichen Festtänze der
Neu-Kaledonier. Nach Wood' wird eine solche Maske bei neueren
Reisenden .als „Momo'' bezeichnet. Wenn vollständig, ist sie mit
Federn geschmückt, mit langen Haarbüscheln versehen und unten
hängt ein groteskes Netzwerk bis auf die Knie des Tänzers herab,
welches den Bart der Maske vorstellt.^
Auch vom KaroHnenarchipel, und zwar von der Gruppe der
Mortlockinseln, sind die Tanzmasken nachgewiesen. Sie heißen dort
Topanu und bestehen aus einem flachen Stücke Holz, 66 bis 73 cm
lang, im oberen Teile 36 bis 42 cm breit. Die Darstellung ist roh
und einfach; das Gesicht ist weiß bemalt, ein den Bart darstellender
Teil schwarz, ebenso die erhaben geschnitzten Augenbrauen. Die
Rückseite der Masken ist derartig ausgehöhlt, daß für die Aufnahme
des Kopfes eine kastenartige Höhlung gebildet ist. ^
Dieses wäre also ein Nachweis der Masken für Mikronesien, wo
» Natural history of Man. II. 203.
2 Es möge hier die Beschreibung einer Tanzmaske aus Neukaledonien folgen,
welche sich im Leidener Museum befindet (Nederl. Staat'^courant 11. Jan. 1887): Dans-
costuum ; zijnde de ruwe nabootsing van een menschenhoofd met zeer hooge kegelvor-
mige pruik; het gelaat bestaat uit een eivormig stuk hout. met grotesk gesneden neus,
geopenden mond en gesloten oogen; het achterhoofd bestaat uit een zeer stevig vlecht-
werk van klappernootvezels; het haar en de bakkebaard worden voorgesteld door na-
tuurlijk haar; de pruik bestaat uit een net met nauwe mazen van zwarte snoeren ge-
knoopt, dat opgevuld is metvarenloof en bladeren, met een buitenste laag van menschenhaar;
onmiddellijk boven het voorhoofd bevindt zieh een tulbandachtige hoofddoek van rood,
blauw en wit katoen, uit welks midden de hooge kegelvormige pruik te voorschijn
treedt; aan den onderrand van den kop is bevestigd een pl. m. 75 centimeter lang net
van ineengedraaide snoeren met zeer wijde mazen, op iedere knoop van het net is een
Los zwarte en bruine vederen vastgehecht; bovendien zijn aan de kin een aantal lange
vezelsnoeren met menschenhaar doorvlochten, vastgehecht en aan den onderrand van het
achterhoofd een rand van soortgelijke snoeren. waarvan vele bosjes vederen afhangen.
Het costuum bedekt het geheele hoofd, de borst en een gedeelte van den rüg van den
danser,
3 .ScHMELTZ u. Krausk, Die ethnogr.-anthropol. Abteilung ; Museum Godeffroy.
302 und Tafel XXIX, Fig. i.