AC 10 2010 (PDF, 1.35 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 10 2010 (PDF, 1.35 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 10 2010 (PDF, 1.35 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Nr. 600 HOF VAN CASSATIE 2487<br />
koninklijk besluit van 20 december 1996), 270, 1° (zoals het van toepassing was zowel<br />
vóór als na de wijziging ervan bij de wet van 12 december 1996 en vóór de wijziging<br />
ervan bij de wet van 22 december 1998), en 273, 1° (zoals het van toepassing was zowel<br />
vóór als na de wijziging bij de wet van 28 december 1992), van het Wetboek van de<br />
inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van <strong>10</strong> april 1992,<br />
goedgekeurd bij de wet van 12 juni 1992.<br />
Aangevochten beslissingen en redenen<br />
Het arrest verklaart het hoofd- en incidenteel hoger beroep ontvankelijk, wijzigt het<br />
beroepen vonnis, behalve in zoverre dat de oorspronkelijke vorderingen ontvankelijk<br />
verklaart en de kosten heeft begroot, wijst de hoofdvordering en de aanvullende vordering<br />
van de eiser af, beveelt de heropening van het debat opdat de partijen debat kunnen<br />
voeren over de afrekening van de bedragen waarvan het de overlegging door verweerster<br />
beveelt, en die opgesteld moet worden overeenkomstig de rechtspunten die het arrest<br />
beslecht heeft met betrekking tot de toepassing in de tijd van de terbeschikkingstelling<br />
wegens ontstentenis van betrekking, tot de anciënniteit waarop de eiser aanspraak kan<br />
maken, tot het barema dat op hem van toepassing is en tot de moratoire interest, en houdt<br />
de kosten aan om alle redenen die geacht worden hieronder integraal te zijn weergegeven<br />
en inzonderheid om de onderstaande redenen:<br />
"Bij de afrekening moet (de verweerster) niet alleen de nettobedragen die (de eiser)<br />
ontvangen heeft, maar ook de bedrijfsvoorheffing die integraal deel uitmaakt van de<br />
wedde in aanmerking nemen. Deze vormde voor (de eiser) de belastbare grondslag en is<br />
hem nadien ten goede gekomen als voorschot op de op die inkomsten verschuldigde<br />
belasting. De socialezekerheidsbijdragen die door de (verweerster) werden ingehouden op<br />
de litigieuze bezoldigingen en doorgestort aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid,<br />
komen eveneens de betrokkene ten goede, die dus eveneens de tegenwaarde ervan aan de<br />
(verweerster) moet teruggeven".<br />
Grieven<br />
Krachtens de artikelen 270, 1°, en 273, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen<br />
1992 in de versie ervan die in de aanhef van het middel is vermeld, is de werkgever<br />
de bedrijfsvoorheffing persoonlijk verschuldigd.<br />
Zo ook is hij de socialezekerheidsbijdragen die hij aan de Rijksdienst voor sociale<br />
zekerheid betaalt, persoonlijk verschuldigd (artikel 23, §1, van de wet van 27 juni 1969<br />
tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke<br />
zekerheid der arbeiders).<br />
Die bepalingen gelden voor alle personeelsleden van de verweerster (artikelen 30, 1°,<br />
van het in de aanhef van het middel bedoelde Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992<br />
1 en 7, §1, van het in het middel vermelde koninklijk besluit van 28 november 1969 tot<br />
uitvoering van de wet van 27 juni 1969).<br />
Daaruit volgt dat de werkgever, wanneer hij de bedrijfsvoorheffing en de sociale zekerheidsbijdragen<br />
betaalt, een eigen schuld aflost en bijgevolg geen enkele betaling aan de<br />
werknemer doet. Zodoende krijgt deze niets ook al komt het hem onrechtstreeks ten<br />
goede.<br />
Hoewel echter, krachtens artikel 1376 van het Burgerlijk Wetboek, eenieder verplicht is<br />
hetgeen hij onverschuldigd heeft ontvangen terug te geven aan degene van wie hij het<br />
ontvangen heeft, bestaat die verplichting enkel tot beloop van het bedrag dat de persoon<br />
"ontvangt" van degene die de rechtsvordering tot teruggave kan instellen.<br />
Bijgevolg schendt het arrest die bepaling, waarvan het impliciet toepassing maakt,<br />
wanneer het beslist dat zij de eiser verplichtte aan de verweerster de bedragen terug te<br />
geven waarvan het overigens vaststelt dat ze door laatstgenoemde, in haar hoedanigheid