AC 10 2010 (PDF, 1.35 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 10 2010 (PDF, 1.35 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 10 2010 (PDF, 1.35 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
2380 HOF VAN CASSATIE Nr. 569<br />
termijn daartoe vijf jaar vanaf de datum waarop ze dient betaald te zijn, d.w.z. binnen<br />
twee maanden na de toezending van het aanslagbiljet 23 . Deze verjaringstermijn kan<br />
worden gestuit op de wijze bepaald in de artikelen 2244 en volgende van het B.W. of door<br />
afstand te doen van de op de verjaring verlopen termijn. In geval van stuiting van de<br />
verjaring treedt een nieuwe verjaring in, die op dezelfde wijze kan worden gestuit, door<br />
verloop van vijf jaren na de laatste akte of handeling waardoor de vorige verjaring is<br />
gestuit, indien geen geding voor het gerecht aanhangig is 24 .<br />
2. Waar uw Hof in zijn arresten van 1 oktober 2002 en 21 februari 2003 25 in toepassing<br />
van de toenmalige ter zake wettelijke bepalingen heeft afgeleid dat een bevel betekend<br />
voor een aldus (niet onbetwistbaar verschuldigde) betwiste belastingschuld niet geldig kan<br />
zijn en geen stuitende werking heeft, bepaalt artikel 49 van de Programmawet van 9 juli<br />
2004 26 dat "niettegenstaande het dwangbevel de eerste akte van de rechtstreekse vervolgingen<br />
is in de zin van de artikelen 148 en 149 van het Koninklijk besluit tot uitvoering<br />
van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen (1992), het dwangbevel ook moet geïnterpreteerd<br />
worden als een verjaringstuitende akte in de zin van artikel 2244 van het Burgerlijk<br />
Wetboek, zelfs indien de belastingschuld geen zeker en vaststaand karakter heeft".<br />
Dit voorschrift van artikel 49, waarbij aan het begrip bevel tot betaling in artikel 2244<br />
van het B.W. een verschillende betekenis wordt gegeven door het inzake inkomstenbelastingen<br />
zo uit te leggen dat ook betwiste belastingschulden die geen zeker en vaststaand<br />
karakter hebben, het voorwerp kunnen uitmaken van een bevel dat verjaringstuitende<br />
werking heeft, heeft - blijkens de bedoeling van de wetgever - terugwerkende kracht 27 , die<br />
onontbeerlijk is voor de goede werking of de continuïteit van de openbare dienst, waarbij<br />
uitzonderlijke omstandigheden of dwingende motieven van algemeen belang een verantwoording<br />
bieden voor het optreden van de wetgever 28 .<br />
Krachtens artikel 2 van het B.W. beschikt de wet weliswaar alleen voor het<br />
toekomende en heeft zij geen terugwerkende kracht, zodat een wet die een nieuwe<br />
oorzaak van de stuiting van de verjaring doet ontstaan, aan een handeling die onder vigeur<br />
van de oude wet is gesteld, in de regel niet de uitwerking kan verlenen de lopende<br />
verjaring te stuiten, terwijl de oude wet daaraan niet die uitwerking hechtte 29 .<br />
De wetgever mag evenwel uitdrukkelijk of stilzwijgend van dit beginsel afwijken 30 .<br />
Hoewel artikel 49 van de Programmawet van 9 juli 2004 geen interpretatieve wetsbepaling<br />
is, moet deze nieuwe bepaling echter wel met terugwerkende kracht worden<br />
toegepast overeenkomstig de bedoeling van de wetgever. Uit de parlementaire voorbereiding<br />
van deze wetsbepaling blijkt immers duidelijk dat bij de wetgever de zekere<br />
bedoeling voorzat om door middel van een maatregel met terugwerkende kracht de<br />
rechten van de Schatkist te vrijwaren in de nog hangende procedures waarin de betwiste<br />
het decreet van 22 dec. 2000 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2001).<br />
23 Art. 145, eerste lid, van het K.B. tot uitvoering van het W.I.B. 1992 en art. 413 van het W.I.B.<br />
1992 (zoals ook respectievelijk gewijzigd bij art. 6 van het K.B. van 3 mei 1999, BS 4 juni 1999, tot<br />
wijziging van het K.B./W.I.B. 1992, en vervangen bij art. 41 van de wet van 15 maart 1999 betreffende<br />
de beslechting van fiscale geschillen, BS 27 maart 1999), evenals art. 443bis, §1, eerste lid, van<br />
het W.I.B. 1992, zoals ingevoegd bij art. 297 van de Programmawet van 22 dec. 2003, BS 31 dec.<br />
2003, err. 16 jan. 2004).<br />
24 Art. 145 van het K.B./W.I.B. 1992 en art. 443bis, §2, W.I.B. 1992 (zoals ook gewijzigd en<br />
ingevoegd conform het vermelde in voetnoot (23).<br />
25 AR C.01.0670.F, <strong>AC</strong>, 2002, nr. 526, en AR C.01.0287.N, <strong>AC</strong>, 2003, nr. 124.<br />
26 BS 15 juli 2004.<br />
27 Cass. 17 jan. 2008, AR F.07.0057.N, <strong>AC</strong>, 2008, nr. 36.<br />
28 Arbitragehof, 7 dec. 2005, nr. 177/2005, (2235), en 1 feb. 2006, nr. 20/2006, (255).<br />
29 Cass. 12 april 2002, AR C.01.0157.F, <strong>AC</strong>, 2002, nr. 224.<br />
30 Cass. 17 jan. 2008, AR F.06.0082.N, <strong>AC</strong>, 2008, nr. 34; Cass. 20 april 2007, AR C.04.0178.N, <strong>AC</strong>,<br />
2007, nr. 195.