17.09.2013 Views

AC 10 2010 (PDF, 1.35 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

AC 10 2010 (PDF, 1.35 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

AC 10 2010 (PDF, 1.35 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Nr. 625 HOF VAN CASSATIE 2587<br />

Het arrest verantwoordt die beslissing met alle redenen, die hier als volledig weergegeven<br />

worden beschouwd, en met name, in hoofdzaak, met de volgende overweging :<br />

"1. Het verzoekschrift op tegenspraak tot inleiding van het geding voor de eerste<br />

rechter is ondertekend door de heer T. B., in zijn hoedanigheid van zaakvoerder van de<br />

G.C.V. Buprafisc, Fiduciaire Comptable. Overeenkomstig artikel <strong>10</strong>34ter, 6°, van het<br />

Gerechtelijk Wetboek, vermeldt het verzoekschrift op tegenspraak, op straffe van<br />

nietigheid, de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat. De ondertekening van<br />

het verzoekschrift op tegenspraak door een andere lasthebber dan de advocaat van de<br />

verzoeker, zoals in dit geval, is niet rechtsgeldig. De miskenning van dat vormvereiste<br />

wordt bestraft met absolute nietigheid van de proceshandeling (artikel 862, §2, van het<br />

Gerechtelijk Wetboek), wat betekent dat die nietigheid, onder voorbehoud van de toepassing<br />

van artikel 867 van datzelfde wetboek, in beginsel pas gedekt is wanneer een vonnis<br />

of arrest op tegenspraak, behalve datgene dat een maatregel van inwendige aard inhoudt,<br />

is gewezen zonder dat het door een partij is voorgedragen of door de rechter ambtshalve is<br />

uitgesproken (artikel 864 van het Gerechtelijk Wetboek). Het Grondwettelijk Hof (toen<br />

Arbitragehof) heeft beslist dat er geen discriminatie bestaat tussen de rechtzoekenden die<br />

vallen onder de regeling van artikel <strong>10</strong>34ter, 6°, van het Gerechtelijk Wetboek (volgens<br />

hetwelk het verzoekschrift op tegenspraak, op straffe van nietigheid, ondertekend moet<br />

worden door de verzoeker of door zijn advocaat) en die welke vallen onder de regeling<br />

van artikel <strong>10</strong>57 van datzelfde wetboek (dat geen ondertekening, op straffe van nietigheid,<br />

van het verzoekschrift vereist), omdat er een objectief onderscheid bestaat dat verantwoordt<br />

waarom personen die via verzoekschrift hoger beroep instellen anders behandeld<br />

worden dan die welke een verzoekschrift op tegenspraak indienen. Met het verzoekschrift<br />

op tegenspraak als bedoeld in artikel <strong>10</strong>34ter van het Gerechtelijk Wetboek, wordt een<br />

hoofdvordering in eerste aanleg ingeleid, terwijl in hoger beroep het geding wordt voortgezet<br />

op initiatief van een persoon die reeds partij was in de zaak voor de eerste rechter.<br />

Door het verzoekschrift op tegenspraak te ondertekenen, geeft de verzoekende partij haar<br />

wil te kennen om de zaak aan de rechter voor te leggen (...). Krachtens artikel 867 van het<br />

Gerechtelijk Wetboek kan de onregelmatigheid van de vorm van een proceshandeling<br />

weliswaar niet tot nietigheid leiden indien uit de gedingstukken blijkt dat het doel heeft<br />

bereikt dat de wet ermee beoogt. In dat geval zou moeten worden nagegaan of de (eisers)<br />

wel degelijk hun wil te kennen hebben gegeven om hun vordering bij de eerste rechter in<br />

te stellen. Op de terechtzitting van 8 februari 2000, waar de zaak voor de eerste rechter<br />

werd ingeleid, zijn echter noch de (eisers) noch hun advocaat verschenen, zodat de<br />

nietigheid vanuit dat oogpunt al in geen geval gedekt kan zijn. Overigens moet erop<br />

gewezen worden dat, zelfs als de (eisers) of hun advocaat op de gedinginleidende zitting<br />

verschenen wa(ren) en dit beschouwd moest worden als de uiting van hun wil om het<br />

verzoekschrift op tegenspraak te doen bekrachtigen, die bekrachtiging dan nog niet zou<br />

zijn geschied binnen de wettelijke termijn van drie maanden, bepaald in artikel 1385undecies,<br />

tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek. Die termijn moet echter nageleefd worden<br />

op straffe van verval. De (eisers) bevestigen derhalve tevergeefs in hun op 14 mei 2009<br />

neergelegde conclusie dat het verzoekschrift op tegenspraak werd ondertekend door hun<br />

boekhouder, die daartoe naar behoren zou zijn gemachtigd. De voor de eerste rechter<br />

ingestelde vordering is dus niet ontvankelijk wegens de nietigheid van het verzoekschrift<br />

op tegenspraak, dat niet door de (eisers) of door hun advocaat werd ondertekend. Het incidenteel<br />

beroep (van de verweerder) is bijgevolg gegrond, zodat het hoofdberoep van de<br />

(eisers) geen bestaansreden meer heeft".<br />

Grieven<br />

Eerste onderdeel<br />

Artikel <strong>10</strong>34ter, 6°, van het Gerechtelijk Wetboek, dat hierin is gevoegd door artikel 40<br />

van de wet van 3 augustus 1992, bepaalt het volgende : " Het verzoekschrift vermeldt op

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!