17.09.2013 Views

AC 10 2010 (PDF, 1.35 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

AC 10 2010 (PDF, 1.35 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

AC 10 2010 (PDF, 1.35 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Nr. 591 HOF VAN CASSATIE 2457<br />

wettigheid of de regelmatigheid van de procedure, doet de procureur-generaal te<br />

allen tijde voor de kamer van inbeschuldigingstelling de vordering die hij nuttig<br />

acht." Het derde lid van hetzelfde artikel voegt hieraan toe: "In dat geval kan de<br />

kamer van inbeschuldigingstelling, zelfs ambtshalve, de bij artikelen 136, 235 en<br />

235bis bepaalde maatregelen nemen."<br />

5. Uit deze bepalingen volgt dat wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling<br />

uitspraak doet met toepassing van de artikelen 136 of 136bis Wetboek van Strafvordering<br />

of van beiden, zij overeenkomstig artikel 235bis Wetboek van Strafvordering<br />

de wettigheid of regelmatigheid van de procedure kan nagaan. Zij kan<br />

dit hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van het openbaar ministerie. In beide<br />

gevallen moet zij de procedure van artikel 235bis Wetboek van Strafvordering<br />

naleven.<br />

6. Artikel 235bis Wetboek van Strafvordering voert een rechtspleging op<br />

tegenspraak in, ook wanneer het openbaar ministerie de toepassing van dit artikel<br />

vordert. Dit onderstelt dat alle partijen, daarin begrepen de burgerlijke partijen,<br />

moeten worden opgeroepen en gehoord. Wanneer de partijen niet opgeroepen<br />

zijn, moet de behandeling van de zaak op een latere rechtszitting worden gesteld<br />

teneinde daaraan te voldoen. Wanneer de partijen verzoeken te worden gehoord,<br />

vereist de tegenspraak dat daaraan gunstig gevolg gegeven wordt.<br />

7. Uit de stukken van de rechtspleging blijkt dat de procureur-generaal te<br />

Brussel de zaak voor de kamer van inbeschuldigingstelling heeft vastgesteld met<br />

toepassing van de artikelen 136 en 136bis Wetboek van Strafvordering en gevorderd<br />

heeft om met toepassing van artikel 235bis Wetboek van Strafvordering de<br />

regelmatigheid van de rechtspleging te onderzoeken.<br />

8. Het arrest oordeelt: "Het verzoek uitgaande van de burgerlijke partijen (...),<br />

strekkende tot tussenkomst in onderhavige rechtspleging, werd door het hof [van<br />

beroep, kamer van inbeschuldigingstelling], conform het eensluidend mondeling<br />

advies van het openbaar ministerie, afgewezen. Dergelijke tussenkomst zou<br />

immers, zeker in het prille stadium van het onderzoek, een ongeoorloofde schending<br />

van het geheim van het onderzoek kunnen uitmaken. Bovendien kunnen de<br />

belangen van de burgerlijke partijen in beginsel niet geschaad worden door een<br />

vordering van de procureur-generaal strekkende tot een toezicht van de regelmatigheid<br />

van de rechtspleging."<br />

Met die redenen weigert het arrest de eisers als burgerlijke partijen in de<br />

procedure waarbij toepassing gemaakt wordt van artikel 235bis Wetboek van<br />

Strafvordering, te horen. Aldus is de beslissing niet naar recht verantwoord.<br />

Het middel is gegrond.<br />

Overige middelen van de eisers I<br />

9. De middelen die niet tot cassatie zonder verwijzing kunnen leiden,<br />

behoeven geen antwoord.<br />

Middel van de eiser II<br />

<strong>10</strong>. Het middel voert aan dat de eiser niet is gehoord bij de behandeling van de<br />

zaak door de kamer van inbeschuldigingstelling en onwetend blijft over de<br />

inhoud van het arrest.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!