Untitled - Papuaerfgoed.org

220 BESTUUR, P O L I T I E EN J U S T I T I E
tabellen B. en C. genoemde artikelen van het tweede, resp. derde boek van het
Wetboek van Strafrecht, het eerste boek van het Wetboek van Strafrecht, voor
zover verband houdend met de in dit artikel 3 genoemde wettelijke strafbepalingen,
en het adatrecht, voor zover met het voorgaande niet in strijd zijnde.
Aan de rechtspraak „in naam der Koningin" zijn, zonder onderscheid naar
landaard, allen onderworpen, die niet behoren tot de in het genot harer eigen
rechtspleging gelaten inheemse bevolking.
Deze rechtspraak is geregeld in het „Voorlopig Rechtsreglement Nieuw Guinea"
(R.N.G.) 1 en wordt uitgeoefend door de politierechters, de landrechters en de
Raad van Justitie.
De politierechter neemt in eerste aanleg en tevens hoogste ressort kennis van
alle overtredingen, waarop geen zwaardere straf is gesteld dan hechtenis van ten
hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste f 500,- en van de misdrijven:
lichte mishandeling, lichte dierenmishandeling, lichte diefstal, lichte verduistering,
lichte oplichting, lichte vernieling, lichte begunstiging, eenvoudige belediging
en het bedrog, genoemd in artikel 384 Wetboek van Strafrecht; dat zijn de zaken,
vermeld in artikel 116 novies R.O. 2
Als politierechter treden rechterlijke of bestuursambtenaren op, die daartoe
zijn aangewezen door de Directeur van Binnenlands Bestuur en Justitie op de
onderafdelingshoofdplaatsen Hollandia, Biak, Manokwari, Sorong, Fakfak en
Merauke; het rechtsgebied van de politierechter is de betrokken onderafdeling,
daarbinnen is hij bevoegd ook op andere dan de genoemde plaatsen zitting te
houden.
De politierechter volgt bij de rechtspleging zoveel mogelijk de bepalingen van
het „Landgerechtreglement" (Ldg.) 3
Het vooronderzoek geschiedt - zonder onderscheid naar landaard - zoveel
mogelijk volgens de voorschriften van het „Herziene Inlands Reglement"
(H.I.R.) 4 ; bij ontdekking op heterdaad wordt echter de summiere procedure
volgens de bepalingen van de eerste titel A van het Ldg. gevolgd.
Tot het wettig houden van het politiegerecht is de 'tegenwoordigheid vereist
van de politierechter en de fiscaal-griffier of diens substituut; laatstgenoemde
ambtenaren staan onder het toezicht en de bevelen van de politierechter en houden
aantekening van hetgeen ter terechtzitting wordt verhandeld; zij maken geen
deel uit van het openbaar ministerie.
Aan het einde van het onderzoek ter terechtzitting doet de fiscaal-grifier zijn
requisitoir, hetwelk gevolgd wordt door beklaagdes verdediging, waarna de
politierechter gewoonlijk dadelijk uitspraak doet.
1 Gouv. Bl. 1950 no 26 juncto 1951 no 31; het „Rechtsreglement Borneo-Grote Oost", vastgesteld bij
besluit van de Chief CONICA te Makassar van 15-4-1946 no 70, en de verordening van de Legercommandant
no 108 (Javase Courant van 12-12-1941 no 99a) werden hierbij buiten werking gesteld.
2 Stb. 1847, no 23 juncto 1948 no 57.
3 Stb. 1914 no 317.
4 Stb. 1941, no 44.