Untitled - Papuaerfgoed.org

388 INDUSTRIE
e. redelijke lonen, die concurrentie met andere productiegebieden mogelijk maken;
f. geen of lage in- en uitvoerrechten, respectievelijk op de tijdelijk benodigde bouwmaterialen
en machines, op de grondstoffen en op het gerede product, vooral
in de aanloopperiode; voorts niet te hoge ondernemingsbelastingen;
g. goedkope kracht- en of brandstofvoorziening, met name van electriciteit,
en, als zeker niet de minst belangrijke factor:
h. kapitaal 1 ;
i. overheidsvoorlichting, met inbegrip van goede statistieken, en -krediet;
j. overheidshulp door aankoop van producten van locale bedrijven 2 , b.v.
met steunorders voor bouwmaterialen, en door goedkope leverantie van producten
van overheidsbedrijven, als b.v. hout, en door goedkoop vervoer.
Tenslotte hulp bij verkrijgen van een geschikt fabrieksterrein (zoals b.v. het
Goudkust-gouvernement belooft);
k. faciliteiten verlenen aan ondernemers uit het moederland, enz., die de mogelijkheid
van bepaalde industrieën willen nagaan gedurende een kort bezoek;
1. een gouvernement met stabiele wettelijke bepalingen, dat geen nodeloze
pressie uitoefent tot aanstelling van inheems leidend personeel of tot het
verkrijgen van de meerderheid der aandelen;
m. Last not least de persoonlijke geschiktheid van de ondernemer!
Bij zeer grote schaarste van bepaalde artikelen zoals tijdens enige jaren na de
laatste wereldoorlog kunnen industrieën tijdelijk slagen, ook al wordt aan vele
der bovengenoemde factoren niet voldaan. Dit deed zich voor in Frans West
Afrika, waar o.m. een visconserven-industrie ontstond, die ook exporteerde en
vier fabrieken telde. Sinds de terugkeer der vrije concurrentie kwijnen zij.
De factor genoemd onder g werkt op Nederlands Nieuw Guinea enigszins
remmend, omdat stookolie of steenkool moeten worden ingevoerd. Energie van
watervallen, enz. is voorlopig niet te krijgen. De fabrieken moeten zich dus vestigen
in de havens van invoer van de brandstof. Dit verschijnsel doet zich ook
voor in Frans West Afrika, waar alleen bedrijven ontstaan zijn in de havens Dakar,
Conakry en Abidjan (zie „Economische Voorlichting" van 11-9-'53 en 25-9-'53).
Aan de factor onder f wordt in Australisch Nieuw Guinea enigszins voldaan.
Winst- en bedrijfsbelastingen ontbreken er en de invoerrechten zijn redelijk. De
omzetbelasting, waar in Frans Afrika veel over geklaagd wordt, kent men daar
ook niet.
1 Uiteraard zal in Nederlands Nieuw Guinea transfer van de winst en repatrieren van het kapitaal
naar Nederland steeds mogelijk zijn. Voor vreemd kapitaal is zulks wellicht niet altijd het geval. In
Frans Tropisch Afrika bestaat deze zekerheid geenszins voor niet-Franse winsten en kapitalen; op de
Goudkust daarentegen wel volgens een recente verklaring van Minister-president N'krumah (Maart
1954). Hij staat sterk op opleiding van Afrikaans personeel door Europese bedrijven.
2 In Nederlands Indië gaf de centrale gouvernementsaankoopdienst (I.C.A.) een prijspreferentie van
10% aan inheemse producten.