22.08.2013 Views

“Zoals een goed ambtenaar betaamt” Liber Amicorum - CAOP

“Zoals een goed ambtenaar betaamt” Liber Amicorum - CAOP

“Zoals een goed ambtenaar betaamt” Liber Amicorum - CAOP

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

meest opmerkelijke aan de huidige wetgeving dat de formulering<br />

van de eed opzettelijk niet is voorgeschreven. De idee daarbij is dat<br />

integriteit zou worden bevorderd als, in het kader van het integriteitsbeleid,<br />

binnen gem<strong>een</strong>ten in gezamenlijkheid <strong>een</strong> eedsformulering<br />

wordt vastgesteld. Zoals we aan het begin al zagen is er echter<br />

ook met<strong>een</strong> protest tegen eedformules en beloftes die zich niet<br />

beperken tot atheïstische of christelijke formules (hetg<strong>een</strong> overigens<br />

in strijd is met de wet, zie hierna). De Ambtenarenwet is zeker<br />

niet de enige plek in recente wetgeving waar eden <strong>een</strong> rol spelen.<br />

Zo zijn eden ook voorgeschreven in de wetgeving voor de parlementaire<br />

enquête en, zoals aan het begin van dit stuk al geduid,<br />

duikt de roep om (ambts)eden voor allerlei min of meer publieke<br />

functies met enige regelmaat op.<br />

Momenteel zijn er ten minste zes wetten waarin de ambtseed in<br />

Nederland wordt geregeld. Meest recent is de al genoemde herbevestiging<br />

van de ambtseed door deze op te nemen in de Ambtenarenwet.<br />

Daarnaast zijn in de Grondwet eden voorgeschreven voor<br />

koning, ministers en parlementsleden. De wijze waarop de eed<br />

moet worden afgelegd staat in de Wet vorm van de eed van 17 juli<br />

1911. Daar staat:<br />

Hij, die ter uitvoering van <strong>een</strong> wettelijk voorschrift mondeling<br />

<strong>een</strong> eed, belofte of bevestiging moet afleggen, zal:<br />

a. indien hij <strong>een</strong> eed aflegt, onder het opsteken van de twee<br />

voorste vingers van zijn rechterhand, uitspreken de woor-<br />

den: “Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig”,<br />

b. indien hij <strong>een</strong> belofte aflegt, uitspreken de woorden: “Dat<br />

beloof ik”, indien hij <strong>een</strong> bevestiging aflegt, uitspreken de<br />

woorden: “Dat verklaar ik”,<br />

tenzij hij aan zijn godsdienstige gezindheid den plicht ont-<br />

l<strong>een</strong>t den eed, de belofte of de bevestiging op andere wijze<br />

te doen.<br />

Wat hierbij opvalt is dat er van wordt uitgegaan dat <strong>een</strong> eed mondeling<br />

wordt afgelegd. Een schriftelijke eed valt buiten het blikveld<br />

van deze wet. Toch zijn deze incidenteel in het verleden zeker ook<br />

voorgekomen, bijvoorbeeld omdat iemand ‘overzee’ was.<br />

De al eerder genoemde eedswet uit 1916 maakte het afleggen<br />

van de belofte op niet-religieuze gronden mogelijk en in 1971<br />

19Mackay in ‘Eedsquestie’, 1881: 99 20 Van Houten, 1882<br />

169

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!