22.08.2013 Views

“Zoals een goed ambtenaar betaamt” Liber Amicorum - CAOP

“Zoals een goed ambtenaar betaamt” Liber Amicorum - CAOP

“Zoals een goed ambtenaar betaamt” Liber Amicorum - CAOP

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

mag aanroepen. Zoals al aangegeven werd tot 1971 nog getoetst of<br />

iemand die de belofte wilde afleggen daarvoor wel oprechte redenen<br />

aanvoerde en dus niet stiekem <strong>een</strong> minder zwaarwichtige<br />

belofte trachtte af te leggen. Sindsdien gaan we ervan uit dat <strong>een</strong><br />

ieder naar eer en geweten de hoogst mogelijke verzekering geeft<br />

voor zijn/haar belofte. In deze context past de aloude verplichting<br />

om <strong>een</strong> eed af te leggen conform de eigen (religieuze) opvattingen.<br />

Het afleggen van <strong>een</strong> als minder zwaar ervaren belofte terwijl de<br />

eigen overtuiging <strong>een</strong> religieuze eed niet verbiedt, is waarschijnlijk<br />

ingegeven door de wens zich niet zo sterk moreel te willen<br />

verplichten en strikt genomen wellicht bedrieglijk. Vanuit het<br />

hier geschetste perspectief is de (plechtige) belofte op zichzelf echter<br />

g<strong>een</strong>szins minder betekenisvol dan de religieuze eed. Het zou<br />

aanbevelenswaardig zijn om beide handelingen aan te duiden als<br />

zweren. In Duitsland heeft het Bunderverwaltungsgericht in 1965<br />

bijvoorbeeld bepaald dat ‘ik zweer’ g<strong>een</strong> religieuze formulering is.<br />

Het verschil tussen de eed als plechtige belofte en de religieuze eed<br />

is daarmee beperkt tot in de afsluitende formulering waarin al dan<br />

niet <strong>een</strong> godheid wordt aangeroepen. 27 Anders geformuleerd: de<br />

specifieke sociale taalhandeling wordt <strong>een</strong>duidig als zweren aangeduid,<br />

ongeacht de ermee verbonden waarborg.<br />

Tenslotte moet nog worden gewezen op <strong>een</strong> aspect van de eed dat<br />

al naar voren komt in Benthams definitie: <strong>een</strong> eed omvat niet enkel<br />

<strong>een</strong> taalhandeling, maar ook altijd specifieke rituelen en gebaren. 28<br />

Dat is in Nederland traditioneel de eed ‘in de handen van’ en met de<br />

correcte gebaren erbij. Dit onderstreept het plechtige en publieke<br />

karakter van de eed en helpt voorkomen dat iemand achteraf afstand<br />

neemt van zijn belofte. Daarom ook is de correcte bewoording<br />

zo belangrijk (en moest Obama de eed opnieuw afleggen). Het<br />

21 Heydenrijck in Eedsquestie, 1881: 152<br />

22 cf. Dittrich, 1968: 94<br />

23 Bentham, 1817/2005: 1<br />

24 Vergelijk bijvoorbeeld: “De eed is <strong>een</strong>e plechtige<br />

betuiging, bij het afleggen <strong>een</strong>er verklaring of belofte,<br />

dat men zich daarbij voor oogen stelt Gods<br />

alwetendheid en Zijn toorn over de onoprechtheid”<br />

(De Waal Malefijt, 1907: 30).<br />

25 Hirzel, 1902: 15<br />

171<br />

26 Bovendien is er vanuit het religieuze perspectief<br />

al snel sprake is van <strong>een</strong> heel specifieke opvatting:<br />

de idee van <strong>een</strong> persoonlijke God als waarborg.<br />

Deze opvatting delen de meeste gelovigen niet<br />

meer. De religieuze rechtvaardiging van de eed<br />

is voor andersdenkenden ook nooit overtuigend<br />

gebleken.<br />

27 Dittrich, 1968: 96<br />

28 ‘Le discours et le rite’ Gaudemet, 1991: xiii

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!