23.09.2013 Views

VERZOEKSCHRIFT

VERZOEKSCHRIFT

VERZOEKSCHRIFT

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

9191/1288432.1<br />

deze laatste had gesteld. In zijn brief van 28 januari 2009, luidt één van de zeer kritische<br />

vragen aan het adres van de heer Londers als volgt (eigen nadruk):<br />

“ (….)<br />

3) Laten het vermoeden van onschuld en de plicht van onpartijdigheid toe:<br />

A. dat de Eerste Voorzitter van het Hof van Cassatie, in een nota gericht aan de<br />

Voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, verklaart dat één van de<br />

magistraten van de zetel van het hof van beroep zijn beroepsgeheim en<br />

meer bepaald het geheim van het beraad klaarblijkelijk heeft geschonden?<br />

B. dat de Eerste Voorzitter van het Hof van Cassatie, in een nota gericht aan de<br />

Voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, verklaart dat een<br />

tuchtrechtelijke klacht, waaromtrent nog geen beslissing werd getroffen op het<br />

ogenblik dat gewag gemaakt wordt van het bestaan ervan, moet beschouwd<br />

worden als manifest onontvankelijk?<br />

Wat mij betreft, luidt het antwoord op ieder van deze vier vragen met zekerheid:<br />

neen.<br />

(…)”<br />

(zie stuk 10 bij de regelmatig neergelegde syntheseconclusie van Verzoekster voor<br />

het Hof van beroep te Gent, alsook aangehaald op pagina 29 van de regelmatig<br />

neergelegde syntheseconclusie van Verzoekster; dit stuk bevindt zich in het dossier<br />

van de rechtspleging, waarop Het Hof van Cassatie vermag acht te slaan)<br />

De Procureur-generaal bij Het Hof van Cassatie heeft aldus met zekerheid geponeerd dat,<br />

wat hem betreft, het vermoeden van onschuld en de plicht van onpartijdigheid niet<br />

toelaten dat de Eerste Voorzitter van het Hof van Cassatie, in een nota gericht aan de<br />

Voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, verklaart dat één van de<br />

magistraten van de zetel van het Hof van beroep zijn beroepsgeheim en meer bepaald<br />

het geheim van het beraad klaarblijkelijk heeft geschonden.<br />

Deze duidelijke stelling van de Procureur-generaal houdt op zich reeds een voldoende<br />

objectieve vaststelling van een schijn van partijdigheid in, die onmogelijk door Het Hof van<br />

Cassatie zou kunnen worden ongedaan gemaakt.<br />

172. Verzoekster stelt vast dat de Eerste Voorzitter van Het Hof van Cassatie blijkbaar ook zelf<br />

van oordeel was dat een uitspraak van hem over een nog lopende procedure – in casu de<br />

“Fortiszaak” – principieel problematisch was gelet op het risico van beïnvloeding van “zijn”<br />

magistraten van het Hof van Cassatie.<br />

Immers, enerzijds, merkte hij in zijn nota van 19 december 2008 het volgende op:<br />

“Gezien ik de korpschef ben van het rechtscollege dat kennis zal moeten nemen van een<br />

eventueel cassatieberoep, kan ik uiteraard ook geen uitspraken doen over de geldigheid<br />

109

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!