23.09.2013 Views

VERZOEKSCHRIFT

VERZOEKSCHRIFT

VERZOEKSCHRIFT

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

9191/1288432.1<br />

Dat Het Hof van Cassatie niet over de grond van de zaak dient te oordelen, deed hieraan<br />

geen afbreuk (ter zake verwijst Verzoekster nogmaals naar het arrest Borgers van Uw<br />

Hof 21 ).<br />

185. Wat betreft de schijn of indruk van partijdigheid die Verzoekster in casu dient aan te tonen,<br />

kan er volledigheidshalve nog worden op gewezen dat de heer Londers zich, in zijn<br />

hoedanigheid van Eerste Voorzitter van het Hof van Cassatie, ter verantwoording van zijn<br />

initiatief bestaande in de opstelling en overmaking van zijn nota d.d. 19 december 2008<br />

aan de Voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers (waarin hij het vermoeden<br />

van onschuld van Verzoekster manifest heeft geschonden) niet op enige wettelijke basis<br />

heeft gesteund, en evenmin op een vaststaand gegeven, maar op een “indruk” van<br />

politieke beïnvloeding van de magistratuur (“In die omstandigheden werd minstens de<br />

indruk gewekt dat door de tussenkomst van de procureur-generaal, op verzoek van de<br />

minister van Justitie, de twee magistraten van de 18de kamer onder druk werden gezet<br />

en er naar gestreefd wordt de zaak opnieuw te laten behandelen door een volledig<br />

anders samengestelde zetel en zo "de dramatische wending" af te wenden.”; geciteerd<br />

door Verzoekster op pagina 27 van de voor het Hof van beroep te Gent regelmatig<br />

genomen syntheseconclusie van Verzoekster).<br />

186. Verzoekster kon aldus niet anders dan m.b.t. de verenigbaarheid van de huidige<br />

procedure met artikel 6 E.V.R.M. een formeel en uitdrukkelijk voorbehoud maken vermits,<br />

enerzijds, het instellen van een wrakingsprocedure zou veronderstellen dat één of<br />

meerdere raadsheren van Het Hof van Cassatie omwille van de bedoelde gewettigde<br />

verdenking niet zouden kunnen zetelen, maar (de) andere raadsheren wel, terwijl de<br />

problematiek van de (schijnbare) partijdigheid en omwille van de hierboven uiteengezette<br />

redenen Het Hof van Cassatie als rechtsinstantie en aldus (ook) alle raadsheren van Het<br />

Hof van Cassatie aangaat en, anderzijds, een eventuele procedure van de verwijzing van<br />

de éne rechtbank naar de andere, zoals bedoeld in de artikelen 542 e.v. Sv., niet op Het<br />

Hof van Cassatie van toepassing is en hoe dan ook geen relevantie zou kunnen hebben,<br />

daar er slechts één Hof van Cassatie bestaat en de zaak dus niet naar een ander Hof van<br />

Cassatie zou kunnen worden verwezen.<br />

Immers, geen enkele voorhanden procedure naar Belgisch recht liet toe om de bezwaren<br />

van Verzoekster op deugdelijke wijze te berechten.<br />

Bijgevolg verzocht Verzoekster het Hof van Cassatie om vast te stellen dat het zich<br />

overeenkomstig artikel 6 E.V.R.M. in de onmogelijkheid bevindt om met de vereiste schijn<br />

van onpartijdigheid en onafhankelijkheid over de huidige zaak te oordelen, en om de zaak<br />

vervolgens over te maken aan het Parket-generaal teneinde te handelen als naar recht.<br />

Verzoekster benadrukte voor het Hof van Cassatie dat het overigens zou strijden met<br />

zowel de letter als de geest van het E.V.R.M. om, net zoals het Hof van beroep te Gent in<br />

het arrest van het hof van beroep van Gent dd. 14 september 2011 heeft gedaan, de zaak<br />

van Verzoekster te reduceren tot een eventueel verzoek tot schadevergoeding aan Uw<br />

21 Zie E.H.R.M. 30 oktober 1991, Borgers t./ België, http://www.echr.coe.int, § 27 in fine.<br />

119

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!