VERZOEKSCHRIFT
VERZOEKSCHRIFT
VERZOEKSCHRIFT
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
9191/1288432.1<br />
uitgesloten dat over het al dan niet bestaan van het misdrijf dat aan concluante<br />
ten laste wordt gelegd, namelijk de schending van het beroepsgeheim en het<br />
geheim van het beraad, nog een geding kan worden gevoerd dat ogenschijnlijk<br />
nog een eerlijk strafproces kan worden genoemd. Het is immers onmogelijk om te<br />
beweren dat nog abstractie kan gemaakt worden van de veroordeling voor dat<br />
misdrijf die reeds werd uitgesproken door de hoogste magistraten van het land en<br />
het beeld dat daardoor bij alle geledingen van de rechterlijke macht en bij het<br />
publiek is ontstaan.”; zie pagina 38 van de regelmatig genomen<br />
syntheseconclusie van Verzoekster).<br />
Verzoekster heeft derhalve in haar regelmatig genomen syntheseconclusie (voor het Hof<br />
van beroep) uitdrukkelijk en herhaaldelijk op basis van objectieve gronden aangevoerd<br />
dat de schijn van partijdigheid zich niet alleen uitstrekte tot de eerste kamer van het Hof<br />
van beroep te Gent, maar evenzeer tot alle andere geledingen van de rechterlijke macht,<br />
zijnde dus ook de andere hoven van beroep evenals Het Hof van Cassatie.<br />
196. Door in casu te stellen dat Verzoekster niet de “geijkte” wrakingsprocedure zou hebben<br />
aangewend, dat Verzoekster niet heeft opgeworpen dat het vermoeden van onschuld<br />
door het Hof van beroep te Gent werd geschonden, dat eventuele schendingen van het<br />
vermoeden van onschuld voor het “Europees Mensenrechtenhof” tot een<br />
schadevergoeding aanleiding zouden kunnen geven, dat een eventuele schending van<br />
het vermoeden van onschuld door anderen dan het Hof van beroep te Gent in beginsel<br />
niet dient te leiden tot de onontvankelijkheid van de strafvordering voor dit Hof, dat dit<br />
enkel het geval zou zijn indien de aangehaalde schending een ontoelaatbare invloed op<br />
dit Hof zou hebben uitgeoefend waardoor dit Hof bij de beoordeling van de ten laste<br />
gelegde feiten niet anders zou kunnen besluiten dan tot een schuldigverklaring van de<br />
beklaagde(n), dat het Hof van beroep te Gent zich geenszins gehouden acht door de<br />
verklaringen, uitlatingen en geschriften van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie<br />
naar aanleiding van de zogenaamde Fortis-zaak en dat moet worden uitgegaan van het<br />
principe dat de magistraten geacht worden bestand te zijn tegen de beeldvorming in deze<br />
zaak die uitgaat van publieke verklaringen van partijen, betrokken derden of louter derden<br />
of die uitgaat van de media (zie pagina 68, randnr. 4.3.2 van het arrest van het hof van<br />
beroep van Gent dd. 14 september 2011), miskent het arrest van het hof van beroep van<br />
Gent dd. 14 september 2011 aldus de betekenis en de draagwijdte van het beginsel van<br />
de objectieve onpartijdigheid, overeenkomstig hetwelk er in hoofde van een strafrechter,<br />
rekening houdend met de concrete omstandigheden, zelfs geen objectieve schijn van<br />
partijdigheid mag bestaan (schending van artikel 6.1 E.V.R.M., artikel 14.1 I.V.B.P.R., het<br />
algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging, het algemeen rechtsbeginsel van<br />
de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de strafrechter en het algemeen<br />
rechtsbeginsel van het vermoeden van onschuld).<br />
197. Overeenkomstig artikel 6.1 E.V.R.M. en het algemeen rechtsbeginsel van het recht op de<br />
behandeling van zijn zaak door een onpartijdige rechter, mag een rechter geen<br />
vooroordeel hebben omtrent het gelijk of ongelijk van een partij, zonder zich om de<br />
waarheid te bekommeren (d.i. de zgn. “subjectieve onpartijdigheid”), en mag er evenmin<br />
enige twijfel of schijn bestaan dat de rechter een vooroordeel zou hebben, zelfs al zou hij<br />
128