VERZOEKSCHRIFT
VERZOEKSCHRIFT
VERZOEKSCHRIFT
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
274. Op 9 maart 2009 bezorgde de heer Kamervoorzitter Paul BLONDEEL, die het beruchte<br />
arrest van 12 december 2008 uitsprak, eigenhandig aan de leden van de parlementaire<br />
onderzoekscommissie een nota waarin hij beschreef hoe het beraad in de Fortis-zaak<br />
volgens hem is gevoerd en welke feiten er zich volgens hem hebben voorgedaan in de<br />
aanloop van de uitspraak (zie randnummer 128).<br />
9191/1288432.1<br />
Zijn nota heeft de heer Kamervoorzitter Paul BLONDEEL in een zelfde beweging aan de<br />
krant De Standaard bezorgd zodat heel de publieke opinie kennis kon nemen van de<br />
verwijten die hij aan Verzoekster richtte (onwil, geveinsde ziekte, schending van het<br />
beroepsgeheim, organisatrice van lekken naar de regering etc.).<br />
De Belgische rechtsorde verleent aan Verzoekster geen enkele mogelijkheid om voor<br />
welke instantie ook, tegen dergelijk initiatief, dat de schending van het beroepsgeheim<br />
van de heer Kamervoorzitter Paul BLONDEEL impliceert (zonder dat kan worden<br />
beweerd dat de heer Kamervoorzitter Paul BLONDEEL een exacte weergave van de<br />
feiten heeft gedaan), op te treden. Er is in de Belgische rechtsorde geen procedure<br />
voorhanden die de werking van de parlementaire onderzoekscommissie kan bijsturen,<br />
Verzoekster kon enkel lijdzaam toezien hoe de aanval op Verzoekster werd voortgezet.<br />
De commissie besloot echter bij haar standpunt te blijven en besliste om geen magistraat<br />
die in de Fortis-zaak was opgetreden, te horen. Door aldus te handelen heeft de<br />
parlementaire onderzoekscommissie artikel 6 geschonden doordat aan Verzoekster het<br />
recht op tegenspraak werd ontnomen.<br />
Indien de parlementaire onderzoekscommissie besliste om geen magistraat betrokken bij<br />
de zgn. Fortis-zaak te horen, dan staat in ieder geval vast dat die benadering door de<br />
parlementaire onderzoekscommissie op zeer eenzijdige en eigenzinnige wijze werd<br />
ingevuld. Alhoewel zij in de eerste plaats betrokken partij waren bij de gebeurtenissen die<br />
de commissie moest onderzoeken, werden de heer Eerste voorzitter van het Hof van<br />
Cassatie Ghislain LONDERS en de heer Eerste voorzitter van het hof van beroep van<br />
Brussel Guy DELVOIE in de commissie zeer prominent aan het woord gelaten, waarbij de<br />
schijn werd gewekt dat zij –in tegenstelling tot andere magistraten die niet werden<br />
uitgenodigd (zoals Verzoekster)-, niets verkeerd hadden gedaan. Aldus heeft de<br />
commissie blijk gegeven van vooringenomenheid (schending van artikel 6, §2 van het<br />
Verdrag) ten nadele van Verzoekster en bijgedragen tot de beeldvorming dat Verzoekster<br />
schuldig was. Door aldus te handelen, heeft Verzoekster wat lastens haar werd verklaard,<br />
niet kunnen tegenspreken (schending van artikel 6, §3) voor een onafhankelijke en<br />
onpartijdige rechter (schending van artikel 6, §1 van het Verdrag).<br />
Dat de parlementaire onderzoekscommissie niet enkel selectief maar ook voorbarig te<br />
werk is gegaan, blijkt ook uit het gegeven dat (i) de telastelegging die uiteindelijk werd<br />
weerhouden lastens Verzoekster niets heeft te maken met wat haar initieel werd verweten<br />
en dat (ii) de aantijgingen die initieel haar echtgenoot betroffen nooit voortgang hebben<br />
gevonden in een telastelegging of welke procedure dan ook. Dat deparlementaire<br />
onderzoekscommissie selectief en voorbarig te werk is gegaan heeft evenwel tot gevolg<br />
177