23.09.2013 Views

VERZOEKSCHRIFT

VERZOEKSCHRIFT

VERZOEKSCHRIFT

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

9191/1288432.1<br />

même approche doit être suivie en matière de déclarations faites par les autorités<br />

publiques (voir, mutatis mutandis, Butkevičius c. Lituanie précité, § 49). En effet, le<br />

fait que les propos en question soient tenus sous une forme interrogative ou<br />

dubitative, ne suffit pas pour les soustraire de l'emprise de l'article 6 § 2 ; au cas<br />

contraire, il lui manquerait son caractère effectif. Ce qui importe aux fins d'application<br />

de la disposition précitée, c'est le sens réel des déclarations en question, et non leur<br />

forme littérale. » 15 ;<br />

dat de concrete woordkeuze gemaakt door de organen van de Staat die verklaringen<br />

afleggen vooraleer een burger werd berecht en veroordeeld van belang is bij de<br />

beoordeling of er sprake is van een schending van het vermoeden van onschuld<br />

(E.H.R.M. 17 januari 2001, "Daktaras t. Litouwen", verz. 42095/98, § 41; E.H.R.M. 26<br />

maart 2002, "Butkevicius t. Litouwen", verz. 48297/99, § 49; E.H.R.M. 25 maart 2008,<br />

"Vitan t. Roemenië", verz. 42084/02, § 69);<br />

dat niet wordt vereist dat de persoon waarvan het vermoeden van onschuld wordt<br />

geschonden met naam wordt genoemd, maar dat het voldoende is dat “la manière<br />

dont les intéressés ont été présentés à la presse les rendait très facilement<br />

identifiables” (vrije vertaling: “de wijze waarop de betrokkenen werden voorgesteld<br />

aan de pers hen gemakkelijk identificeerbaar maakte”), E.H.R.M. 28 oktober 2004,<br />

Y.B. e.a. tegen Turkije, http://www.echr.coe.int, par. 48);<br />

dat verklaringen van rechters het voorwerp uitmaken van een grondiger onderzoek<br />

dan deze van de onderzoeksoverheden zoals de politie en het parket (E.H.R.M. 17<br />

januari 2001, "Daktaras t. Litouwen", verz. 42095/98, § 42 “En outre, une atteinte à la<br />

présomption d'innocence peut émaner non seulement d'un juge ou d'un tribunal mais<br />

aussi d'autres autorités publiques (ibidem, p. 16, § 36), y compris de procureurs,<br />

surtout lorsque, comme en l'espèce, un procureur exerce une fonction quasi-judiciaire<br />

en statuant sur une demande de classement sans suite de l'affaire au stade de<br />

l'instruction préparatoire où il exerce un contrôle absolu en matière procédurale”);<br />

dat de beschuldigingen niet noodzakelijk in de context van een strafonderzoek<br />

moeten worden gedaan, maar ook kunnen worden gedaan onafhankelijk van het<br />

strafonderzoek; dat er niet noodzakelijk een strafonderzoek hangende dient te zijn op<br />

het ogenblik dat de beschuldigingen worden geuit (E.H.R.M. 26 maart 2002,<br />

Butkevicius t. Litouwen, verz. 48297/99, § 50-51, in casu ging het over de Voorzitter<br />

van het Parlement van Litouwen die verklaringen had afgelegd nog voor een<br />

strafrechtelijke vervolging was ingesteld).<br />

15 Vrije vertaling: “Het Hof herinnert er evenwel aan dat, net zoals alle andere bepalingen van het Verdrag en zijn<br />

protocollen, het artikel 6 par. 2 zo moet worden geïnterpreteerd dat het voorziet in concrete en effectieve eerder<br />

dan theoretische en illusoire rechten (zie voornoemd arrest Allenet de Ribemont, § 35). Zoals geoordeeld in de<br />

zaak Minelli t. Zwitserland (arrest dd. 25 maart 1983, série A no 62, p. 15, § 37) kan, op het vlak van de<br />

motivering van gerechtelijke beslissingen, het vermoeden van onschuld ook bij gebrek aan formele constatering<br />

in die zin worden geschonden; het volstaat dat de beslissing een motivering inhoudt waaruit blijkt dat de rechter<br />

de betrokkene voor schuldig houdt. Het Hof is van oordeel dat dezelfde werkwijze gevolgd moet worden voor<br />

verklaringen afgelegd door publieke gezagsdragers (zie, mutatis mutandis, Butkevičius t. Litouwen, voornoemd, §<br />

49). Het feit dat de betreffende verklaringen in vraagvorm werden afgelegd of met twijfels gepaard gingen volstaat<br />

niet om hen te onttrekken aan het toepassingsgebied van artikel 6 par. 2; het effectieve karakter van dit artikel<br />

moet immers worden behouden. Wat van belang is voor de toepassing van voornoemd artikel is eerder de ware<br />

toedracht van de betreffende verklaringen, niet de letterlijke vorm ervan.”.<br />

115

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!