VERZOEKSCHRIFT
VERZOEKSCHRIFT
VERZOEKSCHRIFT
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
9191/1288432.1<br />
Verzoekster verwijst naar haar uiteenzetting hiervoor: het Hof van Cassatie holt de<br />
rechtsbescherming uit door de schijn niet te beoordelen, doch door louter te poneren dat<br />
de magistraten die moeten oordelen van zichzel vinden dat zij voldoen aan de vereiste<br />
onafhankelijkheid en objectiviteit en die eigen inschatting voldoende achten om aan<br />
Verzoekster het recht te ontnemen om het voorliggende geschilpunt aan de beoordeling<br />
van het Grondwettelijk Hof te onderwerpen.<br />
Het Hof schond aldus de in het middel aangevoerde Verdragsbepalingen.<br />
C. TWEEDE MIDDEL, ONTLEEND AAN DE SCHENDING VAN HET VERMOEDEN VAN ONSCHULD<br />
Geschonden wetsbepalingen<br />
EN DE ONVOLDOENDE SCHIJN VAN BERECHTING DOOR EEN<br />
ONAFHANKELIJKE EN ONPARTIJDIGE RECHTER<br />
- artikel 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de<br />
Fundamentele Vrijheden, ondertekend te Rome op 4 november 1950 en goedgekeurd bij<br />
Wet van 13 mei 1955 (hierna E.V.R.M.)<br />
- artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten,<br />
opgemaakt te New York op 19 december 1966 en goedgekeurd bij Wet van 15 mei 1981<br />
(hierna I.V.B.P.R.)<br />
- het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging<br />
- het algemeen rechtsbeginsel van het recht op de behandeling van zijn zaak door een<br />
onpartijdige en onafhankelijke rechter<br />
- het algemeen rechtsbeginsel van het vermoeden van onschuld<br />
- artikel 149 van de Gecoördineerde Grondwet<br />
De schending van het vermoeden van onschuld<br />
188. Het arrest van het hof van beroep van Gent van 14 september 2011 oordeelt op basis<br />
van de volgende overwegingen dat het vermoeden van onschuld van Verzoekster niet<br />
was geschonden, en dat er geen sprake was van een objectieve of subjectieve<br />
partijdigheid van het Hof van beroep (zie pagina’s 67 t.e.m. 69, subtitel 4.3 van het arrest<br />
van het hof van beroep van Gent dd. 14 september 2011):<br />
“4.3. Schending vermoeden van onschuld<br />
4.3.1. C.S. houdt voor dat gelet op de brief van de eerste voorzitter van het Hof van<br />
Cassatie aan de voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, diens<br />
verklaringen en de nota van de eerste voorzitters van respectievelijk het Hof van Cassatie<br />
en het hof van beroep te Brussel, de schending van het vermoeden van onschuld<br />
123