VERZOEKSCHRIFT
VERZOEKSCHRIFT
VERZOEKSCHRIFT
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
9191/1288432.1<br />
39. Avec le requérant, la Commission estime incompatibles avec la présomption<br />
d’innocence les propos tenus par le ministre de l’Intérieur et, en sa présence et sous<br />
son autorité, par le commissaire chargé de l’enquête et le directeur de la police<br />
judiciaire. Elle note en effet qu’ils présentèrent M. Allenet de Ribemont comme l’un<br />
des instigateurs de l’assassinat de M. de Broglie.<br />
40. Selon le Gouvernement, de tels propos relèvent de l’information sur les affaires<br />
pénales en cours et ne sont pas de nature à porter atteinte à la présomption<br />
d’innocence puisqu’ils ne lient pas les juges et peuvent être démentis par les<br />
investigations ultérieures. Les faits de la cause illustreraient cette thèse, le requérant<br />
n’ayant été inculpé que quinze jours après la conférence de presse et ayant<br />
finalement bénéficié d’un non-lieu.<br />
41. La Cour constate qu’en l’espèce, certains des plus hauts responsables de la<br />
police française désignèrent M. Allenet de Ribemont, sans nuance ni réserve,<br />
comme l’un des instigateurs, et donc le complice, d’un assassinat (paragraphe 11 cidessus).<br />
Il s’agit là à l’évidence d’une déclaration de culpabilité qui, d’une part,<br />
incitait le public à croire en celle-ci et, de l’autre, préjugeait de l’appréciation des faits<br />
par les juges compétents. Partant, il y a eu violation de l’article 6 par. 2 (art. 6-2). »<br />
(E.H.R.M., Allenet de Ribemont vs. Frankrijk, 10 februari 1995)<br />
(…).<br />
62. (…) Si la personnalité de M. de Broglie, les circonstances de sa mort et l’émotion<br />
qu’elle suscita, plaidaient en faveur d’une information rapide du public, elles<br />
laissaient prévoir l’ampleur que les médias donneraient aux déclarations sur<br />
l’enquête en cours. Le manque de retenue et de réserve à l’égard du requérant n’en<br />
est que plus critiquable. Les déclarations litigieuses eurent d’ailleurs un<br />
retentissement considérable, qui dépassa les frontières françaises.” (eigen<br />
onderlijning). 14<br />
14 Vrije vertaling: “36. Welnu, het Hof is van oordeel dat het vermoeden van onschuld niet alleen door een rechter<br />
of een rechtbank maar ook door andere openbare gezagsdragers kan worden geschonden.<br />
37. Ten tijde van de persconferentie dd. 29 december 1976 was M. Allenet de Ribemont pas gearresteerd door<br />
de politie (paragraaf 9 hieronder). Hoewel hij nog niet in verdenking was gesteld voor opzettelijke doodslag<br />
(paragraaf 12 hierboven ) werd hij ondervraagd en aangehouden in het kader van een voorbereidend onderzoek<br />
dat enkele dagen voordien was geopend door een Parijse onderzoeksrechter waarbij hem de hoedanigheid van<br />
« verdachte » in de zin van art. 6 par. 2 (art.. 6-2) werd toegekend. In die zaak waren de twee hoge<br />
politiefunctionarissen ermee belast om het onderzoek te voeren. Hun stellingen geuit in het kader van het<br />
gerechtelijk onderzoek en gesteund door de Minister van Binnenlandse Zaken verklaren zich door het<br />
voorbereidend onderzoek en hebben met dit onderzoek een rechtstreeks verband. Het art. 6 par. 2 (art. 6-20) is<br />
bijgevolg van toepassing in onderhavig geval. (…)<br />
39. Net zoals de verzoeker acht de Commissie dat de verklaringen van de Minister van binnenlandse zaken en<br />
deze uitgesproken in diens aanwezigheid en onder zijn gezag, van de commissaris belast met het onderzoek en<br />
van de directeur van de gerechtelijke politie, in strijd zijn met het vermoeden van onschuld. De Commissie noteert<br />
dat deze M. Allenet de Ribemont inderdaad hebben voorgesteld als een van de initiatiefnemers van de moord op<br />
M. de Broglie.<br />
40. Volgens de regering vallen zulke tussenkomsten onder het onderzoek over lopende strafzaken en kunnen zij<br />
geen schending uitmaken van het vermoeden van onschuld omdat zij niet bindend zijn voor de rechter en in<br />
latere onderzoeken kunnen worden ontkracht. Volgens de regering zouden in dit geval de feiten deze stelling<br />
ondersteunen gelet op het feit dat de verzoekende partij slechts vijftien dagen na de persconferentie werd<br />
inbeschuldiginggesteld en dat zijn zaak uiteindelijk geseponeerd werd.<br />
Het Hof stelt in deze vast dat bepaalde van de belangrijkste Franse politiefunctionarissen M. Allenet de Ribemont<br />
zonder nuance noch voorbehoud hebben bestempeld als een van de initiatiefnemers en dus als medeplichtige<br />
van een moord (paragraaf 11 hieronder). Het betreft hier klaarblijkelijk een verklaring over de schuldvraag die<br />
enerzijds het publiek ertoe heeft bewogen hierin te geloven en anderzijds een vooroordeel uitmaakte ten opzichte<br />
van de kennisname van de feiten door de bevoegde rechters. Om die reden ligt er een schending voor van het<br />
artikel 6 par. 2 (art. 6-2). (…). Terwijl elementen als de persoonlijkheid van M de Broglie, de omstandigheden van<br />
112