Couperus ' Komedianten' en het Rome van Domitianus - Tresoar
Couperus ' Komedianten' en het Rome van Domitianus - Tresoar
Couperus ' Komedianten' en het Rome van Domitianus - Tresoar
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
221<br />
Naar de vorm beantwoordt dit gedicht aan <strong>het</strong> meest e<strong>en</strong>voudige schema dat Vestijk in deze 48<br />
Grieksche sonnett<strong>en</strong> hanteert: elf regels lang vertelt hij vrijwel <strong>het</strong> bek<strong>en</strong>de avontuur uit <strong>het</strong><br />
elfde boek <strong>van</strong> de Odyssee, waar alle schimm<strong>en</strong> behalve Tiresias (die prompt titelfiguur is in <strong>het</strong><br />
parallel staande sonnet <strong>van</strong> reeks II), waarbij misschi<strong>en</strong> terloops <strong>het</strong> laatste woord <strong>van</strong> r. 6 onze<br />
aandacht trekt ‘beaamde’: beam<strong>en</strong> als affirmare, maar ook, dacht ik, ‘beaâmde’; animare, de<br />
lev<strong>en</strong>sadem teruggev<strong>en</strong>, overig<strong>en</strong>s aan animae. Aangezi<strong>en</strong> Vestdijk dergelijke grapjes vaker heeft,<br />
ook in deeze Grieksche sonnett<strong>en</strong>, is <strong>het</strong> zeer wel mogelijk hier iets dergelijks achter te zoek<strong>en</strong>.<br />
Dit was exempli gratia, ik zal er verder niet op wijz<strong>en</strong>. 17<br />
Alle aandacht di<strong>en</strong>t m.i. te vall<strong>en</strong> op <strong>het</strong> tweede terzet: niet omdat de dichter hier aanknoopt<br />
bij de al vaak door geleerd<strong>en</strong> gemaakte opmerking dat de wonder<strong>en</strong> in de Odyssee praktisch<br />
geheel beperkt zijn tot wat Odysseus aan <strong>het</strong> hof <strong>van</strong> de Phaiak<strong>en</strong> vertelt, m.a.w. dat de dichter<br />
<strong>van</strong> de Odyssee zou kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> bedoeld de geloofwaardigheid <strong>van</strong> deze Sinbad - de -<br />
zeeman-verhal<strong>en</strong> <strong>en</strong>igszins in <strong>het</strong> midd<strong>en</strong> te lat<strong>en</strong>. 18 Niet daarom, zelfs niet alle<strong>en</strong> om de<br />
parallel met de laatste drie regels <strong>van</strong> <strong>het</strong> eerste sonnet: misschi<strong>en</strong> is <strong>het</strong> helemaal niet reëel,<br />
hoewel belangrijk; maar vooral omdat deze wellicht ‘e<strong>en</strong>’ge prater’ ons doet d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan <strong>het</strong><br />
‘r<strong>het</strong>orisch wisselspel’ <strong>van</strong> daarnet, omdat hij zelf e<strong>en</strong> schim zou kunn<strong>en</strong> zijn, e<strong>en</strong> verschijning in<br />
zijn eig<strong>en</strong> droom, maar daaruit dan wel zich tot waanzin opzweept. Daarmee hebb<strong>en</strong> wij<br />
misschi<strong>en</strong> belangrijke mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> uit <strong>het</strong> dichterschap, zowel volg<strong>en</strong>s Nietzsche als volg<strong>en</strong>s de<br />
prozaïst Vestdijk, om <strong>van</strong> de door e<strong>en</strong> goddelijke lotsbeschikking mogelijke platoonse dichterlijke<br />
mania nog te zwijg<strong>en</strong>. Immers: zo schrijft Nietzsche in Die Geburt der Tragödie (ed.<br />
Schlechta, deel 1, p. 21):<br />
‘Um uns j<strong>en</strong>e beid<strong>en</strong> Triebe näherzubring<strong>en</strong>, d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> wir sie uns zunächst als die getr<strong>en</strong>nt<strong>en</strong><br />
Kunstwelt<strong>en</strong> des Traumes und des Rausches; zwisch<strong>en</strong> welch<strong>en</strong> physiologisch<strong>en</strong> Erscheinung<strong>en</strong><br />
ein <strong>en</strong>tsprech<strong>en</strong>der Geg<strong>en</strong>satz wie zwisch<strong>en</strong> dem Apoüonisch<strong>en</strong> und dem Dionysisch<strong>en</strong> zu<br />
bemerk<strong>en</strong> ist.’ <strong>en</strong> op p. 25-26: “Dies<strong>en</strong> unmittelbar<strong>en</strong> Kunstzustand<strong>en</strong> der Natur geg<strong>en</strong>über ist<br />
jeder Künstler ‘Nachahmer’, und zwar <strong>en</strong>tweder Apollonisch<strong>en</strong> raumkünstler oder dionysischer<br />
Rauschkünstler oder <strong>en</strong>dlicht – wie beispielsweise in der griechisch<strong>en</strong> Tragödie – zugleich<br />
Rausch-und Traumkünstler”.<br />
En Vestdijk zelf schrijft in <strong>het</strong> opstel ‘Kunst <strong>en</strong> droom’ in Essays in duodecimo (p. 57-58):<br />
‘De kunst<strong>en</strong>aar ondergaat niet de droom, maar schept hem.’<br />
Daaraan voorafgegaan was reeds <strong>het</strong> volg<strong>en</strong>de:<br />
“Ja, indi<strong>en</strong> wij kond<strong>en</strong> drom<strong>en</strong>, (...) actief, doelbewust, volledig, met inzet der gehele persoonlijkheid,<br />
zonder die ontmoedig<strong>en</strong>de verminking tot vlard<strong>en</strong> <strong>van</strong> vlard<strong>en</strong>, — ja, dan zou de<br />
kunst<strong>en</strong>aar er trots op kunn<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong> ‘dromer’ g<strong>en</strong>oemd te word<strong>en</strong>. Maar zo drom<strong>en</strong> wij niet,<br />
wij drom<strong>en</strong> lijdelijk, (...). Inzake drom<strong>en</strong> is de m<strong>en</strong>s - dus ook de kunst<strong>en</strong>aar - e<strong>en</strong> kopiist, e<strong>en</strong><br />
schrijver <strong>van</strong> pastiches, e<strong>en</strong> slecht vertaler, e<strong>en</strong> potpourricomponist, alles, maar ge<strong>en</strong> schepper.<br />
En toch, zodra de kunst<strong>en</strong>aar schept, op<strong>en</strong><strong>en</strong> zich... de domein<strong>en</strong> <strong>van</strong> de droom. De kunst<strong>en</strong>aar<br />
schept niet zoals de dromer droomt, dit is e<strong>en</strong> punt, dat m<strong>en</strong> steeds moet vasthoud<strong>en</strong>, want de<br />
kunst<strong>en</strong>aar schept tot e<strong>en</strong> belangrijke lioogte actief <strong>en</strong> doelbewust, met de inzet <strong>van</strong> zijn gehele<br />
wez<strong>en</strong>, <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> vaak verbazingwekk<strong>en</strong>d vermog<strong>en</strong> tot fixatie <strong>van</strong> de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waaruit zijn<br />
creatie zal word<strong>en</strong> opgebouwd”. Het spreekt <strong>van</strong>zelf dat <strong>het</strong> hier niet om de houdbaarheid <strong>van</strong><br />
Nietzsches opvatting<strong>en</strong> gaat, noch erom te veronderstell<strong>en</strong> dat Vestdijk, die Nietzsches werk<br />
goed k<strong>en</strong>de ev<strong>en</strong>als zijn vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, zich hier bewust bij hem aansloot. Uit <strong>het</strong> hier gegev<strong>en</strong> citaat<br />
uit ‘Kunst <strong>en</strong> droom’ blijkt reeds g<strong>en</strong>oeg: <strong>en</strong> in <strong>het</strong> vervolg <strong>van</strong> de sonnett<strong>en</strong>reeks<strong>en</strong> zal hij ge<strong>en</strong>