Errata Kennisbasis Nederlandse taal Lerarenopleiding ... - Mentorix
Errata Kennisbasis Nederlandse taal Lerarenopleiding ... - Mentorix
Errata Kennisbasis Nederlandse taal Lerarenopleiding ... - Mentorix
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
- gebruik van klank- of lettertekeningen, bijvoorbeeld de b als een mannetje met<br />
een dikke buik, de s als een slang.<br />
Zie ook Activiteiten beginnende geletterdheid; elementaire leeshandeling; auditieve<br />
vaardigheden; visuele vaardigheden.<br />
3.2.3 Gerichte aanwijzingen bij beginnende geletterdheid<br />
Omschrijving De leraar geeft gerichte aanwijzingen voor het uitvoeren van de opdracht.<br />
Toelichting Het vergroten van de <strong>taal</strong>vaardigheid is gebaat bij oefeningen en opdrachten<br />
waarin leerlingen die <strong>taal</strong>vaardigheid ook feitelijk toepassen. In een leesopdracht<br />
passen leerlingen leesvaardigheid toe. In een stelopdracht passen leerlingen<br />
schrijfvaardigheid toe. Om leerlingen bij het uitvoeren van zo’n opdracht (lezen,<br />
stellen, <strong>taal</strong>beschouwing) houvast te geven, richt de leraar hun aandacht op een<br />
specifiek aspect van de vaardigheid. De gerichte aanwijzing van de leraar kan<br />
ook betrekking hebben op de totale aanpak van de opdracht: “Eerst doe je dit,<br />
dan doe je dat, als je een probleem tegenkomt, ga je zo te werk.” De aanwijzing<br />
heeft dan het karakter van een stappenplan.<br />
Gerichte aanwijzingen kunnen in meerdere domeinen van het <strong>taal</strong>onderwijs<br />
worden gegeven: beginnende geletterdheid, voortgezet technisch lezen,<br />
begrijpend lezen, stellen en <strong>taal</strong>beschouwing.<br />
Voorbeeld beginnende geletterdheid<br />
Bij het uitvoeren van de elementaire leeshandeling is het van belang dat de<br />
leerlingen de grafemen van links naar rechts onderscheiden, herkennen en<br />
verklanken. De leraar laat met behulp van een woordstrook, waarin de<br />
onderscheiden grafemen weg kunnen worden gevouwen, de grafemen eerst<br />
apart zien en daarna als geheel woord: m – aa – n ->maan. De leerlingen lezen<br />
hardop mee: /m/ /aa/ /n/ -> /maan/.<br />
Zie ook Modeling bij beginnende geletterdheid; elementaire leeshandeling; auditieve<br />
vaardigheden; visuele vaardigheden.<br />
3.2.4 Interactief voorlezen<br />
Omschrijving Bij het voorlezen is sprake van interactie tussen leraar en leerlingen.<br />
Toelichting Interactief voorlezen wordt ingezet in kleine groepen om te werken aan doelen<br />
zoals het vergroten van de woordenschat, het inzicht in zinsbouw, verhaalbegrip,<br />
de communicatievaardigheid en boekoriëntatie. Afhankelijk van de inhoud of<br />
vorm van de tekst kunnen ook andere tussendoelen van de beginnende<br />
geletterdheid of van andere vakgebieden aan bod komen. Voor de effectiviteit<br />
van het interactief voorlezen is frequentie (enkele keren per week) belangrijk.<br />
Ook herhaald voorlezen van dezelfde tekst werkt bevorderend.<br />
Kenmerkend voor het interactief voorlezen is de interactie tussen leraar en<br />
leerlingen voorafgaand, tijdens en na het voorlezen van de tekst:<br />
- Voorafgaand aan het voorlezen: de leraar stelt vragen in het kader van<br />
boekoriëntatie of verhaalbegrip, zoals wijzend op de voorkant: ”Waar denk je dat<br />
het verhaal over gaat?”.<br />
- Tijdens het voorlezen: de leraar stelt bijvoorbeeld voorspellende of<br />
projecterende vragen (“Hoe zou hij zich voelen?”, “Hoe zal hij het oplossen?”,<br />
“Wat is er nu aan de hand?”). Daarnaast kan worden ingegaan op de relatie<br />
tussen tekst en illustraties of op de betekenis van onbekende woorden.<br />
- Na het voorlezen: de leerlingen praten met elkaar en de leraar over de inhoud<br />
van het boek, de personages, thematiek, verhaalopbouw, enzovoort.<br />
In de voorschoolse periode is het voorlezen aan jonge kinderen vrijwel altijd<br />
interactief. Aanvankelijk is de interactie zelfs belangrijker dan het verhaal.<br />
Ouders wijzen elementen uit het verhaal aan op illustraties, maken bijbehorende<br />
geluiden, leggen verbanden met de belevingswereld van het kind. Kinderen<br />
reageren met aanwijzen, het nabootsen van geluiden, het aanvullen van zinnen<br />
en met het beantwoorden of stellen van vragen. Langzamerhand wordt het<br />
Voetstuk van de Pabo, <strong>Kennisbasis</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>taal</strong>, pag. 99