Errata Kennisbasis Nederlandse taal Lerarenopleiding ... - Mentorix
Errata Kennisbasis Nederlandse taal Lerarenopleiding ... - Mentorix
Errata Kennisbasis Nederlandse taal Lerarenopleiding ... - Mentorix
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Structuur<br />
Leerlingen die weten dat tekstsoorten volgens een bepaalde structuur zijn<br />
opgebouwd, profiteren van deze kennis wanneer ze een tekst lezen of zelf<br />
schrijven. Bij verhalende teksten wordt bijvoorbeeld in het begin de<br />
hoofdpersoon voorgesteld en zijn situatie beschreven. Vervolgens komen het<br />
doel van de hoofdpersoon en het plan dat de hoofdpersoon bedenkt om het<br />
doel te bereiken aan de orde. Daarna volgt een beschrijving van de handelingen<br />
die de hoofdpersoon uitvoert, de problemen die hij tegenkomt en het resultaat<br />
dat hij bereikt. Een slotzin rondt het verhaal af.<br />
Taalgebruik<br />
Een tekst met veel moeilijke en onbekende woorden is lastig te lezen en te<br />
begrijpen. Wanneer een lezer 10% van de woorden niet begrijpt, is de tekst al<br />
onbegrijpelijk voor hem. Ook complexe zinnen zorgen ervoor dat de lezer meer<br />
moeite moet doen om de tekst te begrijpen. De schrijver moet zijn <strong>taal</strong>gebruik<br />
dan ook aanpassen aan zijn publiek, anders wordt zijn tekst niet begrepen.<br />
Bedoeling<br />
Voor de lezer en voor de schrijver is het belangrijk om te weten wat de<br />
bedoeling van de tekst is. Wanneer de lezer iets wil weten over de ijstijd, kan hij<br />
beter een informatieve tekst kiezen dan een verhaal. De schrijver van dat<br />
informatieve boek over de ijstijd wilde ook feitelijke informatie overbrengen aan<br />
de lezer. De schrijver van het verhaal wilde de lezer amuseren met een mooi<br />
verhaal dat hij in de ijstijd liet afspelen en heeft niet zoveel oog gehad voor de<br />
feiten over de ijstijd.<br />
Zie ook Tekstsoorten; tekstdoelen; bepalen doel, publiek en tekstsoort; leesstrategieën;<br />
schrijfstrategieën.<br />
6.1.11 (5.1.10) Tekstdoelen<br />
Omschrijving Elke tekst heeft een bepaald doel.<br />
Toelichting De schrijver schrijft zijn tekst met een bepaald doel; hij wil iets bereiken. Een<br />
moeder wil bijvoorbeeld via een briefje aan de leraar bereiken dat haar zoontje<br />
voor een familiefeest een dag vrij krijgt van school. Haar geschreven tekst heeft<br />
niet alleen een onderwerp (het familiefeest), maar ook een doel: het zoontje<br />
hoeft een dag niet naar school. De schriftelijke communicatie via dit briefje is<br />
geslaagd als de lezer, in dit geval de leraar, het doel van de tekst begrijpt en<br />
daar ook gevolg aan geeft: het zoontje verlof geven.<br />
Voor zowel de schrijver als de lezer is het tekstdoel van wezenlijk belang. De<br />
schrijver moet zelf goed weten wat hij wil bereiken en dat schrijfdoel op een<br />
effectieve, zorgvuldige en expliciete manier onder woorden brengen. Bij een<br />
geschreven tekst heb je niet ‘aan een half woord genoeg’. Je kunt immers geen<br />
onduidelijkheden (mondeling) toelichten.<br />
De lezer moet het doel van de tekst bepalen. Dat is soms lastig, omdat dat doel<br />
niet altijd even helder en expliciet in de tekst is verwoord. Pas nadat de lezer<br />
het doel van de tekst (en dus van schrijver) heeft achterhaald, kan hij zijn<br />
reactie op en zijn oordeel over de tekst bepalen.<br />
De belangrijkste doelstellingen van een tekst zijn:<br />
- informeren: de lezer informatie geven over een bepaald onderwerp;<br />
- overtuigen: de lezer overhalen tot een mening;<br />
- amuseren: de lezer een bepaalde emotie laten beleven;<br />
- instrueren: de lezer aansporen tot het verrichten van een bepaalde handeling.<br />
Zie ook Tekstsoorten; bepalen doel, publiek en tekstsoort; leesdoel bepalen;<br />
spreekdoelen; luisterdoelen.<br />
6.1.12 (1.1.12; 5.1.9) Relaties in teksten<br />
Omschrijving De denkrelaties die in een tekst tussen woorden, woordgroepen en zinnen<br />
Voetstuk van de Pabo, <strong>Kennisbasis</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>taal</strong>, pag. 157